1122 16 NOVEMBER 1972 vraagd door de Nederlandse Katholieke Bond van Vervoerpersoneel en de Nederlandse Bond van Vervoerpersoneel, aangeven? Ik heb dat in mijn betoog geprobeerd. Een centraal dienstrooster heeft bepaalde voordelen: de controle wordt gemakkelijker en er is duidelijk sprake van een mogelijkheid tot ingrijpen door het stadsbestuur ten aanzien van het persoonlijk initiatief van de ondernemer. Het invoeren van een cen traal dienstrooster is echter niet verbonden met de gaiantie dat. conflic ten als het huidige tot het verleden zullen gaan behoren. Ik heb ook ge zegd dat bij het samenstellen van een verordening, waartoe het college bereid is, de mogelijkheid van het invoeren van een centraal dienstroos ter meegenomen zal worden, In de vierde plaats heeft de heer Quadek ker gevraagd of het college, in samenwerking met de politie en na eventueel een advies daaromtrent bij de adviescommissie te hebben ingewonnen, be reid is om op korte termi jn maatregelen te nemen om aan de onrust in de desbetreffende bedrijfstak, een einde te maken. De raad kent inmiddels het voornemen van het college. De heer Quadekker heeft tenslotte gevraagd naar het bestaan van een verordening; ik meen deze vraag reeds beantwoord te hebben. De heer Sandberg heeft in aanvulling op de vragen van de heer Quadek ker geïnformeerd naar de mogelijkheden die het college heeft om de gerezen moeilijkheden op te lossen. Mijns inziens heeft, het college drie mogelijkheden, In de eerste plaats gaat het dan om een niet-af dwingbare zaak, nl, het overleg. Ik heb al gememoreerd dat dat over leg in het verleden steeds heeft plaatsgevonden. Het college kan hier bij een bemiddelende rol vervullen. De tweede mogelijkheid is het in voeren van voorwaarden in het stelsel van vergunningen. Deze mogelijk heid is echter op juridische gronden niet haalbaar, In de derde plaats zouden wij na gezamenlijk overleg aan de raad kunnen voorstellen een desbetreffende verordening vast te stellen. Het college is voornemens dit te doen. De heer Sandbeig heeft verder nog gevraagd of het college maatregelen genomen heeft en indien dit het geval is welke maatregelen dat dan zijn. Ik. meen deze vraag intussen beantwoord te hebben, In de derde plaats heeft de heer Sandberg gevraagd of het college bereid is de raadsafdeling voor verk.eers- en vervoerszak.en uitvoerig te informeren. Het antwoord van het college luidt bevestigend. De vierde vraag van de heer Sandberg luidt als volgt; van welke instan ties en organisaties denkt het college bij het overleg in dit verband een nuttige bijdrage te kunnen verwachten? Ik vind het een sympathieke, vraag, die in feite al door de heer Quadekker is beantwoord. De nuttige bijdrage in het overleg verwachten wij van alle partners. De VOORZITTER: Wie van u wenst nadere vragen te stellen? De heer QUADEKKER: Ik wil eigenlijk niet zozeer nadere vragen stellen, voorzitter. Ik. wil de wethouder via u bedanken voor zijn uit voerige toelichting. Ik heb nog wel een opmerking. De wethouder heeft tor viermaal toe gezegd dat volgens het rijtijdenbesluit 51 uren per week gereden mag worden. Ik meen dat hij hiermede wel bedoeld zal hebben dat het rijtijdenbesluit voorziet in 51 uren werken. De strijd tussen de "Peutax" en de andere bedrijven over het al dan niet overschrijden van die 51 werkuren per week wordt natuurlijk een welles-nietes spelletje. Ik waardeer het dat het college ook al gesproken heeft met de ondernemers van begra fenissen, die speciaal huurauto's willen hebben, en met de besturen van de ziekenfondsen, die met alles accoord gaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1122