1124
16 NOVEMBER 1972
verkeren dat het in het algemeen belang verplicht zal zijn maatregelen
te neme n. Onze anti- of sympathie ten aanzien van een centraal dienst
rooster zal dan afhangen van de informatie die wij op dat moment heb
ben. Ik heb begrepen dat het eventueel invoeren van een verordening
in de raad ter discussie zal worden gesteld. Wij achten dat een goede
zaak. Wij zien nl. behalve via deze interpellatie bijna geen mogelijk
heid om met dit probleem in onze stad geconfronteerd te worden. Wij
wachten de verdere ontwikkelingen gaarne ai.
De heer VAN DUN: Voorzitter, mag ik de sprekers in omgekeerde
richting beantwoorden"7 De heer Crul heeft als ik hem goed begrepen
heb gezegd re hopen dat wij als college en raad geen scheidsrechter zijn
in een conflict. Ik meen dat wij deze opmerking van de heer Crul in
andere situaties ook wel eens gehoord hebben. Het punt is dat er in dit
geval geen sprake is van een conflict tussen werkgevers en werknemers,
maar van een conflict tussen bedrijven. Ik kan mij voorstellen dat ik
meen dat die mogelijkheid ook door de heer Crul wordt opengelaten -
het college en de raad, indien dat conflict niet meer in het belang is van
de Bredase gemeenschap die wij vertegenwoordigen, gezamenlijk naar
een oplossing gaan zoeken. Wij denken vooralsnog in de richting van
de verordening. Uiteraard za' die verordening in de raad ter discussie
worden gesteld; de raad is nl. de enige bevoegde instantie die die verordening
kan vaststellen. Ik wil nog wel een 'lag om de. arm houden, hoewel dat mis
schien wat onsympathiek klinkt. Ik heb nadrukkelijk gezegd dat het college
tijdens de bespreking met de betrokken ambtenaren verklaard heeft te den
ken aan een oplossing via de verordening, maar te hopen op een ander
soortige oplossing via een minnelijk overleg, die het gebruikmaken door
de raad en het college van hun dwingende bevoegdheden overbodig zou
maken.
De heer Sandberg zeg ik mede namens het ambtelijk apparaat dank voor
het feit dat zijn schriftelijke vragen niet meer schriftelijk beantwoord
behoeven te worden. De heer Sandberg heeft verder gezegd het stand
punt van het college per 1 december a.s. af te wachten. Ik. heb het
voornemen het college voor te stellen de raadsafdeling voor verkeer en
vervoer bij het overleg met de belanghebbenden te betrekken. De raads
afdeling zal op die manier van dag tot dag geïnformeerd zijn en zal bij
de besluitvorming dan adequaat kunnen reageren.
De heer Quadekker heeft mij terecht gecorrigeerd. Inderdaad gaat het
in het rijtijdenbesluit om 51 uren werken. Ook dit punt kan één der
oorzaken van het conflict zijn. Ik wil nog wel een mogelijk misverstand
tussen de heer Quadekker en het college uit de weg ruimen. De vergun
ningen kunnen tot 1 januari 1975 niet ten principale gewijzigd worden: met
een eventuele verordening behoeft echter niet tot 1 januari 1975 gewacht
te worden» Ik. geloof dat de heer Quadekker dat ook graag nogmaals on
der onze aandacht wilde brengen»
De raad heeft in ieder geval inspraak. Ik wil met een parodie op datgene
wat de heer Quadekker heeft gezegd eindigen? ik hoop dat het college
tezamen met de raad die situatie bereikt, waarin men zal zeggen: Bre
da heeft weer wat opgelost.'
De VOORZITTER: Ik mag constateren dat dit het einde van de
interpellatie is. Ik wil een en ander even samenvatten. Het college
zal de mogelijkheid onderzoeken om de bestaande verordening te wij
zigen of een nieuwe vet ordening vast te stellen. Het college zal dat
doen in overleg met alle betrokkenen. De invoering van een centraal