1127
16 NOVEMBER 1972
zonder meer zouden moeten blijven staan, maar omdat er toen nog geen
enkel alternatief plan voorhanden was. Men sprak toen wel heel mooi over
herbouw op basis van dezelfde schaalgrootte, maar toen er wat dieper
op de zaak werd ingegaan bleek dat er nog geen enkel plan bestond.
In de raadsafdeling voor cultuur heb ik toen duidelijk gezegd dat ik
indien de panden niet meer voor rehabilitatie in aanmerking zouden
komen met de sloop zou instemmen, maar pas dan als er concrete
plannen voor herbebouwing op tafel zouden liggen, opdat wij niet
opnieuw met een gat in onze binnenstad geconfronteerd zouden wor
den. Ten aanzien van het nu ontstane gat mogen wij verwachten dat
het in de eerstkomende jaren niet opgevuld zal worden.
Een volgend punt betreft de Veemarktstraat no. 68. Vandaag staat dit
pand nog overeind; niemand garandeert mij echter dat er niet over
b. v. drie weken opnieuw een brief komt met de mededeling dat ook
dit pand gevaar gaat opleveren voor het passerende verkeer en dat het
pand derhalve eveneens gesloopt moet worden. Dan is het eind zoek;
dan kunnen wij zo langzamerhand de gehele Veemarktstraat wel gaan
neerhalen, terwijl er nog diverse andere straten in de binnenstad zijn,
die hetzelfde lot beschoren zal zijn. In feite gaat het om de principiële
vraag- wat heeft het gemeentebestuur van Breda er voor over om het
oude stadsgezicht van Bieda, het karakter en de aantrekkelijkheid van
onze binnenstad te handhaven? Welke bedragen wil men hiervoor in
vesteren? Hoe staat het verder met onze gevoelens ten aanzien van de
binnenstad? Ik denk hierbij niet aan vierkante meters kantoorruimte
en aan glas, staal en beton, maar aan de aantrekkelijkheid van de oude
gevels.
Ik zou bijzonder tevreden zijn als het gemeentebestuur, raad en college,
ten principale zou vastleggen dat het er alles aan gelegen is om van de
oude binnenstad te redden wat ervan te redden is.
Ik blijf het echter betreuren dat de drie panden in de Veemarktstraat
op dit moment tegen de vlakte liggen.
Mevrouw VAN NES-BRANDS; Een jaar historie van de Veemarkt
straat.' Ik geloof dat het goed is om een kort overzicht van de gang van
zaken te geven, zoals deze mij belangrijk voorkomt. Op 20 september
1971 is aan de raad voorgesteld het beroep tegen plaatsing op de monu
mentenlijst van de panden Veemarktstraat 68 en 74 te handhaven,
Een deel van de raad stemde vóór het collegevoorstel en gaf dus toestem
ming voor het slopen van de panden. Het betrof hier 18 leden; 15 raadsle
den stemden tegen het voorstel. Het aannemen van het voorstel hield in
dat de panden, zodra de rijksdienst voor de monumentenzorg zijn bezwa
ren tegen een eventuele sloop zou intrekken, gesloopt zouden kunnen worden
Na de september-vergadering van vorig jaar werden door mij inlichtingen
ingewonnen bij monumentenzorg; mij bleek toen dat de wethouder bij
zijn verdediging van het voorstel de raad onjuiste informatie had verstrekt.
Hij had er nl. de nadruk op gelegd dat de desbetreffende panden niet op
de lijst van beschermde monumenten stonden, terwijl dit wel het geval
bleek te zijn. Ik was van mening dat het mogelijk zou zijn dat er op
grond van de verstrekte onjuiste informatie een onjuist raadsbesluit was
genomen. Ik heb daarom op 15 november 1971 over deze zaak een in
terpellatie aangevraagd. Die interpellatie werd door de raad toegestaan
en werd gehouden op 16 december 1971. Uit de discussie die op deze
dag werd gehouden bleek dat de wethouder zich op 20 september 1971
in zijn beantwoording van de raad had vergist. Bovendien bleek toen