109
17 FEBRUARI 1972
verhuren en de publiekrechtelijke bevoegdheid van de gemeente de
exploitatie van een benzinestation al dan niet te verhinderen, spreekt
ons bijzonder aan.
Over het verlenen van de ontheffing wil ik kort zijn. Het gaat om
een beperkt oppervlak van de terreinen en het optimale gebruik voor
sportbeoefening wordt er niet door aangetast. Wel rijst bij ons de vraag
of deze ontheffing nu wel of niet voor een bepaalde tijd is verleend.
Enerzijds duidt het college daarop op twee plaatsen in het preadvies,
anderzijds heb ik er echter niets over terug kunnen vinden in de stuk
ken die ter inzage lagen, met name niet in de brief die aan het N.A.C-
bestuur was gericht.
Het hanteren van de publiekrechtelijke bevoegdheden van de ge
meente brengt mij tot de volgende opmerkingen. De gemeente heeft
een bouwvergunning en een hinderwetvergunning afgegeven, waarbij
uiteraard de gangbare beroepsprocedures in werking zijn getreden. Op
grond van de ingebrachte bezwaren is aan de hinderwetvergunning een
aantal voorwaarden verbonden, een gedragslijn waartegen naar onze
mening zowel procedureel als inhoudelijk weinig valt in te brengen.
Ook de opmerking in het preadvies met betrekking tot de bezwaren
van een aantal exploitanten van benzinestations in de omgeving dat
de gemeente niet de middelen en de bevoegdheid heeft om buiten
het kader van de ruimtelijke ordening economisch regulerend op te
treden, achten wij juist.
Dan kom ik nu aan het tweede aspect in het preadvies, dat daar
in als een soort uitdagende verborgen verleider - althans naar de me
ning van onze fractie - is ingebouwd, namelijk de andere mogelijkhe
den ter verbetering van de financiële positie van N.A.C. Over de af
schaffing van de vermakelijkheidsbelasting op 1 januari 1973 zal ik
kort zijn. Naar mijn mening is dit geen bewuste gemeentelijke steun
aan het betaalde voetbal, maar een gevolg van een gewijzigde lande
lijke wetgeving die de gemeentelijke belastingen wat heeft afgestoft.
De vermakelijkheidsbelasting wordt afgeschaft omdat zij steeds sterker
als een ondernemersbelasting in plaats van als een profijtbelasting -
en als zodanig was zij bedoeld - ging gelden. Als de gemeente N.A.C.
door het afschaffen van de vermakelijkheidsbelasting bewust financieel
had willen steunen, had dit naar onze mening moeten gebeuren conform
de motie-Melzer, die overigens op 13 november 1969 werd verworpen
en waarin een restitutie van een deel van de vermakelijkheidsbelasting
werd voorgesteld. Dat overigens de afschaffing van de vermakelijkheids
belasting op 1 januari 1973 gerealiseerd wordt, is voor N.A.C. natuur
lijk een goede zaak, die zo'n 80. 000, -- 90. 000, -- of nog meer
per jaar zal opbrengen.
Onze fractie vraagt zich echter uitdrukkelijk af of dit voldoende
zal zijn. Uit de summiere gegevens die ons ter beschikking staan blijkt
dat de exploitatietekorten stijgen. Ondanks een zuinig en verstandig
beheer zit N, A.C. behoorlijk onder de rode streep en het is slechts
met veel kunst en vliegwerk dat het N.A.C. -bestuur de zaak boven
water kan houden, terwijl van een slagvaardig beleid, dat voor de
toekomst essentieel is, geen sprake kan zijn.
Resumerend meen ik te mogen zeggen dat de klok op dit mo
ment zowel voor N.A.C. als voor de gemeente op vijf voor twaalf
staat. Er zal op korte termijn iets moeten gebeuren. De steunverlening
aan het betaalde voetbal dreigt zo langzamerhand, met name in Bre
da, een wedstrijd met eindeloze verlengingen te worden, een wedstrijd
ook waarbij de raad nog steeds op het reservebankje zit. Slechts op