1133
16 NOVEMBER 1972
K.V.P, -er, maar niet aan anderen verstrekt zou worden is natuurlijk
onjuist; ik laat die opmerking dan ook graag voor haar rekening.
Verder wil ik graag haar betoog en dat van de heer Sandberg onder
steunen, Ook ik ben erg geïrriteerd door de gang van zaken. Ik meen
dat de wethouder ondanks de bevoegdheid van het college om opdracht
tot sloop te geven in dit geval toch een uitzondering had dienen te ma
ken. Hij heeft toegezegd hierover eerst met ons te praten, maar hij
heeft dat niet gedaan. Ik vind dat bijzonder jammer en ik ben het met
andere sprekers eens dat dit natuurlijk niet al te vaak moet gebeuren,
omdat dat een goede verhouding in de weg staat.
De heer FROGER: Zo nu en dan dan wel?
De heer GEENE: Tenslotte vind ik het jammer dat Breda niet heeft
geprofiteerd van de extra gelden die monumentenzorg ter beschikking
heeft gekregen in verband met de extra geldinjectie ter bestrijding van
de werkloosheid. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het col
lege wat dat betreft niet voldoende attent is geweest.
De heer ROOZEBOOM: Namens een aantal K» V, P, -leden wil ik
nog opmerken dat men algemeen van gevoelen is; beloofd is beloofd.
Men zal slechts ingeval van bijzonder dringende redenen van een be
lofte mogen afwijken. Het verlenen van een vergunning voor het slopen
van panden is inderdaad één van de bevoegdheden van het college,
maar het college heeft beloofd ter zake een andere procedure te volgen.
Wij vernemen daarom graag om welke dringende reden op zo'n abrupte
wijze van die belofte is afgeweken. Uiteraard zijn ook wij voorstanders
van het handhaven van het stedelijk schoon in de binnenstad. Ik meen
dat hierover ook geen verschil van mening bestaat. Het gaat er nu alleen
om waarom van de toegezegde procedure is afgeweken. Ik moet wel
zeggen dat ik bezwaren heb tegen bepaalde formuleringen en de manier
van publiceren ten aanzien van dit onderwerp, Breda heeft veel gaten,
maar het gaat natuurlijk niet aan om bij elk nieuw gat dat ontstaat alle
gaten die ooit zijn ontstaan te betrekken, alles als het ware in één groot
emotioneel gat te gooien en een heleboel kabaal te maken.
De heer FROGER; Dus voortgaan met gaten maken?
De heer ROOZEBOOM: Neen, mijnheer Froger, maar ik vind wel
dat wij de zaak niet te eenzijdig moeten benaderen. Bepaalde dingen
zien wij wel eens liever verdwijnen en dan zijn wij gelukkig met het
ontstane gat. Zo kunnen wij er b.v, blij om zijn dat er een gat is in
de buurt van de Beyerd-Vlaszak. Nu kan daar eventueel De Bijenkorf
gevestigd worden, wat misschien niet mogelijk zou zijn als daar geen
gat was. Overigens heb ik tegen een heleboel gaten veel bezwaren.
Ik wacht graag het antwoord van het college af.
De heer AMERICA: Ik wil heel erg kort zijn. Ik merk dat diverse
personen verwonderd en teleurgesteld zijn. Ik wil er dit aan toevoegen:
ik ben het niet meer. Ik wist dat wij de rekening zouden gaan betalen
voor datgene wat de raad heeft beslist toen dit college werd samenge
steld.
De heer VAN DUN: Ik doe evenals bij de vorige interpellatie bij
voorbaat een beroep op de raad, maar nu in versterkte mate, om ten