1134 16 NOVEMBER 1972 aanzien van de volledigheid van de beantwoording door het college op dit moment enige clementie te betrachten. Enerzijds zijn er nl. veel vragen gesteld, die ik overigens straks nog zal resumeren; ander zijds voel ik de behoefte een overzicht te geven van de feitelijke ge beurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden, mij daarmede losmakend van een aantal emoties en insinuaties die door gelukkig wei nig leden uit de raad op het college zijn losgelaten. Ik zou wanneer ik in dezelfde sfeer op het onderwerp inging de zakelijke beantwoor ding van de vragen tekort doen en ik streef in eerste instantie die zake- lijk'e beantwoording na. In de tweede plaats meen ik, mij ervan bewust zijnde dat het moeilijk zal zijn om de raad in deze situatie te overtuigen, te mogen voorop stellen dat de panden Veemarktstraat 68, 70, 72 en 74 in de loop der jaren door de gemeente zijn aangekocht om in het kader van door raad en college goedgekeurde plannen gesloopt te worden. Er is gezegd dat de beste manier om panden rijp te maken voor sloop is, er jarenlang niets aan doen. Ik. kan mij voorstellen dat deze zaak vele Bredanaars tot in de ziel raakt, maar, nogmaals, de panden zijn door de raad en het college gekocht om gesloopt te worden. Ik wil vooraf nog een andere opmerking maken. Ik geloof dat ik mij niet vergis als ik zeg dat het in de zittingsperiode van dit college de eerste maal is dat panden gesloopt zijn zonder dat de raad daarvoor vooraf toestemming heeft gegeven. Alle andere panden in de binnen stad die gesloopt zijn, waarover wij de zeggenschap hadden, zijn mijns inziens gesloopt in gemeen overleg tussen raad en college. Men heeft gezegd dat het dagelijks bestuur verantwoordelijk is voor de gaten in de binnenstad. Het college is verantwoordelijk voor het gat dat is ontstaan na het slopen van de drie panden in de Veemarktstraat en het wil die verantwoordelijkheid in een historische schets graag toelichten. De voorzitter heeft al gememoreerd dat er een veelheid van vragen is en ik geloof niet dat het aan mij is om die vragen nogmaals allemaal op te noemen; ik hoop ze echter in de loop van mijn betoog stuk voor stuk te beantwoorden. Ik geloof dat wij ons in eerste instantie in de discussie moeten beper ken tot de situatie rond de panden Veemarktstraat 70 en 72. Dit is geen truc om de aandacht af te leiden. Ik wil mijn verhaal systematisch op bouwen en om die panden gaat het. Deze panden stonden niet op de monumentenlijst. Wat is er met deze twee panden gebeurd? Ik noem allereerst de datum 25 oktober 1972; mijn excuses aan de raad dat ik geen chronologisch overzicht geef van de gebeurtenissen die vóór deze datum hebben plaats gevonden, maar de raad kan dat overzicht natuurlijk altijd krijgen. Op woensdag 25 oktober 1972 vraagt de directeur van de dienst openbare werken om onmiddellijke machtiging tot sloop van de panden Veemarkt straat 70 en 72 en wel omdat de constructie van die panden dermate slecht is dat instorting elk moment kan geschieden. De afdeling stadsontwikkeling adviseert het college tot het verlenen van die machtiging over te gaan. Het college dat op die dag bijeen is en dat op dat moment met de situatie geconfronteerd wordt besluit, na zelfs overwogen te hebben de Veemarkt straat in verband met de levensgevaarlijke situatie rond de panden 70 en 72 af te sluiten, in de wetenschap dat het in relatie tot de panden 68 en 74 een gevoelige zaak voor de raad betreft, de toestand in een telegram aan de rijksdienst voor monumentenzorg uiteen te zetten. Dat telegram is op diezelfde dag verzonden. Donderdags ben ik gebeld door deze rijksdienst. Men deelde mij mede dat de heer Bardet, door de heer Froger genoemd,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1134