1135 16 NOVEMBER 1972 op vrijdagmorgen bij de desbetreffende panden aanwezig zouden zijn en een onderzoek zou instellen. Ik wil nu even de heer Froger beant woorden, daarmede afwijkend van mijn idee om een historische schets te geven. Ik. meen dat de heer Froger de heer Bardet niet de juiste rol toebedeelt. De heer Bardet is naar Breda gekomen om zich op de hoogte te stellen van de situatie en om deze situatie 's middags met zijn hoofd directie te bespreken. Op vrijdagmiddag, 27 oktober 1972, laat de rijks dienst voor monumentenzorg telefonisch weten dat onder bepaalde con dities toestemming gegeven wordt tot sloop van pand no, 74, Voor alle duidelijkheid wil ik nog even vermelden dat de rijksdienst voor monu mentenzorg niet betrokken was bij de panden 70 en 72, Het college vreesde dat pand no. 74 na het slopen van de panden 70 en 72 niet gehand haafd zou kunnen worden. Hierover werd door de directeur van de dienst openbare werken duidelijkheid verschaft. Ik geloof dat het zinvol is om de sinds gisteren op verzoek van mevrouw Van Nes tei visie gelegde brief van de rijksdienst voor monumentenzorg aan de raad voor te lezen. Ik wil die brief voorlezen, omdat via deze brief een aantal dingen die door enige leden van de raad zijn gesuggereerd weersproken kunnen worden. De brief luidt als volgt: "Naar aanleiding van het door u verzonden telegram van 25 oktober 1972 is contact met uw dienst openbare werken opgenomen door de heer Bardet van mijn dienst. De zeer slechte toestand van de panden no. 70 en 72, die eerst goed is gebleken na het slopen van enige aan bouwen aan de achterzijde. (hilariteit in de zaal) - ik neem aan dat de hilariteit in de richting van de briefschrijver gaat - noodzaakt u deze panden te slopen. Het zou dan nodig zijn vergaande noodmaatregelen te nemen om het daarna vrijkomende pand no. 74 te kunnen handhaven. Ik acht het uit een oogpunt van monumentenzorg, mede in verband met de beperkte financiën die thans ter beschikking staan, niet verantwoord de noodvoorzieningen te doen aanbrengen. In verband hiermede is reeds mondeling toestem ming gegeven tot het slopen van het pand Veemarktstraat no. 74, on der de volgende condities: De beëindiging van de Veemarktstraat zal ernstig worden aangetast door het slopen van de drie genoemde panden. Het is evenwel noodzakelijk de bestaande rooilijn te handhaven. Daarom zal uwerzijds worden be vorderd dat op deze plaats een nieuwbouw wordt gerealiseerd, waarbij de schaal en de maat van de te slopen panden zoveel mogelijk wordt benaderd. Daar de bouwkundige toestand van het pand Veemarktstraat no. 68 eveneens snel achteruitgaat is het noodzakelijk op korte termijn een restauratieplan voor dit pand te doen opstellen en te streven naar een snelle realisering van deze restauratie. Wanneer het tijdens of na het slopen van de panden noodzakelijk blijkt om pand no. 68 te stempelen zal de gemeente daarvoor tijdig de nodige voorzieningen treffen. In verband met de noodzaak het perceel Veemarktstraat no, 74, dat voor komt op de monumentenlijst, thans te doen slopen, zend ik een copie van deze brief aan de gedeputeerde staten van Noord-Brabant". Deze brief is ondertekend door de waarnemend hoofddirecteur van de rijksdienst voor de monumentenzorg. Ik zou mij kunnen voorstellen dat deze brief, die toch een belangrijke richtsnoer voor het college is geweest, niet door alle raadsleden is gelezen en het leek mij daar om nuttig hem even voor te lezen. De heer FROGER: Hij is voordat hij aan het college verzonden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1135