1138 16 NOVEMBER 1972 sprek in Breda. Dit gesprek heeft in augustus j. 1» inderdaad plaatsgevon den. Bij deze bespreking was namens de rijksdienst voor monumentenzorg de heer Mooijbroek aanwezig, zoals de heer Froger terecht heeft opge merkt. De heer Mooijbroek heeft toen gezegd dat - ik hoop dat de heer Froger dit ook wil verifiëren - het mogelijk is om soortgelijke panden, met name de panden 68 en 74, te doen opknappen op grond van de re habilitatieregeling. Achteraf is gebleken dat op dat moment de spraakver warring is ontstaan. Ik wil eerst de heer Froger er op attent maken dat hijzelf ook in die spraakverwarring terecht is gekomen. Hij heeft nl. het ministerie van volkshuisvesting gebeld en heeft gehoord dat er inderdaad een rehabili tatieregeling bestaat. Deze rehabilitatieregeling geldt echter alleen voor oude panden, die buiten het beschermd stadsgezicht liggen. De heer Mooij broek bedoelde een andere rehabilitatieregeling, nl. een regeling die door het ministerie van volkshuisvesting in samenwerking met het ministerie van C.R. M. is opgesteld; deze regeling zou de oplossing voor de problemen kunnen bieden. Aan de directeur van de dienst openbare werken is daar om opdracht gegeven om in samenwerking met het bureau culturele za ken van de gemeente na te gaan welk soelaas de rehabilitatieregeling zou kunnen bieden ten aanzien van de panden Veemarktstraat 68 en 74 en na der te omschrijven panden in de binnenstad. Ik kan mij voorstellen dat de heer Froger met betrekking tot de informatie in een "mer boire" terecht is gekomen. Wij hebben nl. hetzelfde probleem gehad. Er bleek, toen wij de rehabilitatieregeling wilden aangrijpen om het probleem op te lossen, nl. het volgende: de rehabilitatieregeling bestaat nog niet, maar zal waarschijnlijk per 1 januari 1973 van kracht worden. De rege ling zal verder alleen van toepassing zijn op panden, die binnen het beschermd stadsgezicht gelegen zijn. Dat betekent dus dat de regeling wel van toepassing zou zijn op de panden 68 en 70, maar niet op de panden 72 en 74, omdat de grens van het beschermd stadsgezicht ligt tussen pand 70 en 72. In de derde plaats is de regeling volgens een mededeling, die de heer Bardet op 27 oktober j.l. heeft gedaan, ook niet van toepassing op pand no. 68. Formeel valt dit pand wel onder het beschermd stads gezicht, maar de rehabilitatieregeling zal bij invoering slechts gelden voor een tamelijk beperkte restauratie en ten aanzien van het pand no. 68 zal naar een totale restauratie moeten worden gestreefd. De rehabili tatieregeling is voor de raadsleden, de leden van de afdeling en voor onszelf een bron van verwarring geweest. Het incident dat heeft plaats gevonden heeft in ieder geval wel de duidelijkheid bevorderd. Zeer tot onze spijt is gebleken dat wij met betrekking tot de panden 68 en 74 met de rehabilitatieregeling niet uit de voeten konden eh dat ten aanzien van het pand 68 een totaal restauratieplan nodig is. Ik wil nu overgaan tot de beantwoording van een aantal vragen. Mevrouw Van Nes heeft per brief van 9 oktober 1972 in de eerste plaats gevraagd of er tussen de diverse partners een gesprek heeft plaatsgevon den met het doel een concreet plan op te stellen om de panden Veemarkt straat 68 en 74 geheel of gedeeltelijk te behouden. Ik heb al verteld dat er op 22 augustus 1972 een gesprek met monumentenzorg heeft plaatsge vonden, waarbij de rehabilitatieregeling uit de doeken werd gedaan. Tij dens dat gesprek zijn de volgende twee punten aan de orde geweest: 1. openbare werken nam op zich na te gaan welke panden onder de re habilitatieregeling vallen; 2. openbare werken, afdeling stadsontwikkeling en afdeling welzijn, zou een gesprek arrangeren met diverse instanties over toepassing van de regeling. Op dat moment hadden wij op grond van mededelingen van de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1138