17 FEBRUARI 1972
110
13 november 1969 mochten wij even in het veld komen, om te con
stateren dat er volgens een toenmalige veldmeerderheid eerst gesaneerd
of gefuseerd moest worden tot één F. C. Breda, alvorens tot subsidiëring
zou kunnen worden overgegaan. Dat was toen een van de essentiële
voorwaarden. Door het beleid van de K„ N. V. B. is er gesaneerd in het
betaalde voetbal en zodoende kent Breda nu nog maar één club en dat
is N.A.C. De hamvraag over de subsidiëring is echter nog steeds niet
beantwoord. Op dat moment was er namelijk weer een commissie aan
het werk, een landelijke nog wel, die eerst zou moeten rapporteren
over de vraag of en zo ja, onder welke voorwaarden de gemeenten het
betaalde voetbal dienen te subsidiëren.
Ik zou willen opmerken dat het eindrapport van die commissie,
dat niet mis te verstane conclusies bevat - in dat opzicht zou je het het
rode boekje van Jan Mans kunnen noemen - is gedateerd september 1971,
maar men is er blijkbaar nog steeds niet in geslaagd uit dat rapport de
consequenties te trekken. Ik meen dat er, sinds N.A.C. in 1966 voor
de eerste maal om subsidie verzocht, wel veel wordt gevergd van het
geduld van het N.A.C. -bestuur, de spelers en de vele duizenden sup
porters. Je zou ze langzamerhand bijna kunnen adviseren een actie
groep op te richten.
De heer FROGER: Die hebben ze al in de V. V. D.
De heer DEES: Onze fractie verzoekt het college dan ook met
klem de raad binnen twee maanden te informeren over zijn mening
ten aanzien van het eindrapport van de landelijke studiecommissie
betaald voetbal. Krijgen wij die toezegging niet, dan overwegen wij
over dit punt een motie in te dienen.
De heer VAN BANNING: Ik krijg sterk de indruk dat de V.V.D.
bij monde van de heer Dees ook dit voorstel geheel ziet in het kader van
de subsidiëring van N.A.C. en niet met als achtergrond het algemeen
beleid. Ik hoop dat dat uit mijn betoog duidelijk naar voren zal komen.
Het is voldoende bekend dat ik, mede namens de heren Brooimans,
Van Caulil en Van Overveldt, bij herhaling vragen heb gesteld over het
benzineverkooppunt op het N.A.C. -terrein. Het is ook bekend dat een
aanzienlijk aantal bewoners zich tot H. M. de Koningin heeft gewend
met het verzoek het door het college genomen besluit te vernietigen.
Wij zouden derhalve kunnen volstaan met te zeggen dat wij de beslis
sing van de Kroon maar moeten afwachten. De reden dat ik mede na
mens de heren Brooimans, Van Caulil en Van Overveldt nu toch wil
ingaan op deze kwestie is gelegen in de omstandigheid dat uit dit pre
advies weer overduidelijk blijkt dat het college slechts één belang voor
ogen heeft gehad, namelijk het mogelijk maken dat N.A.C. extra
gelden kan verwerven ter versteviging van zijn financiële positie.
Wij hebben er geen enkel bezwaar tegen dat het college zich bezint
op de problemen van N.A.C. en de eventuele taak van de gemeente
lijke overheid in dezen, maar dit dient naar onze mening dan te ge
schieden in het kader en als uitvloeisel van de studie van de studie
commissie subsidiëring betaald voetbal.
Het college stelt dat het verzoek tot het doen bevestigen van
een benzineverkooppunt voor hem de noodzakelijkheid heeft meege
bracht enerzijds het belang van N.A.C. en anderzijds het belang van
de gemeente tegen elkaar af te wegen. Mijn collega-raadslid de heer
Brooimans heeft kort geleden bij een onderlinge gedachtenwisseling
gesteld dat artikel 6 van de notariële acte van verkoop van 3 november