1143 16 NOVEMBER 1972 aankijk tegen de discussies die op 20 september 1971 hebben plaats gevonden. Van onze fractie heeft toen alleen mevrouw Jager tegen het voorstel van het college gestemd. Met mij is de rest van de frac tie toen met het preadvies van het college meegegaan. Nu zegt wet houder Van Dun.- raad, wij hebben deze panden gekocht om ze te slo pen, Op 20 september 1971 heeft wethouder Van Dun de gehele zaak bepaald in een ander kader geplaatst. Hij 'heeft in ieder geval bij mij en overige leden van onze fractie een andere indruk achtergelaten. Ik citeer nu wat de heer Van Dun volgens de notulen van 20 septem ber 1971 heeft verklaard: "Wij willen hier niet gaan slopen, maar wij willen alleen door middel van het formele handhaven van dit beroep de mogelijkheid hebben plannen te ontwikkelen voor o, m. de westzijde van de Beyerd-Vlaszak". Wij krijgen dan gewoon een ander idee. Hij heeft ook gezegd: "Ik hoop dat de raad begrijpt dat wij hier geen histo risch goed van Breda willen slopen. De vraag is aan de orde of u ermee akkoord kunt gaan dat deze panden worden geamoveerd als het histo risch stratenbeloop zal worden gehandhaafd en als het in verband met de plannen aan de westzijde nodig zal zijn". Er waren dus duidelijk twee zaken aan de orde. Ook heeft wethouder Van Dun naar aanleiding van een vraag van de heer Van Os nog gezegd: "Wanneer het stuk op dit punt onduidelijk is, dan heeft u nu de verzekering van het college dat 'bij elke vorm van verbouwing het historisch stratenbeloop zal worden gehandhaafd". Dan wordt ineens weer over verbouwing gesproken. Wij hebben het dus gehad over slopen in verband met in ontwikkeling zijnde plannen voor de westkant, wij hebben het gehad over verbouwing, maar nie mand, althans van onze fractie heeft op dat moment niemand zich gerealiseerd dat het toch uiteindelijk zou neerkomen op de situatie die er nu is, nl. opnieuw een gat. De rijksdienst voor monumenten zorg is onder bepaalde condities met een en ander akkoord gegaan. Er moet een restauratieplan voor pand no. 68 gemaakt worden, In feite zijn de door monumentenzorg gestelde condities dezelfde als die de raad bij herhaling ten aanzien van sloop van al deze panden heeft uitgesproken. Wij hebben gesproken over rehabilitatie; som migen hebben daaronder niets anders verstaan dan onder restauratie. Wethouder Van Dun heeft een brief aangehaald, die als richtsnoer voor het college gediend heeft. Wij hebben als raad ook over restau ratie en rehabilitatie gesproken en wij gaan er nog steeds van uit dat dat ook een richtsnoer voor het college dient te zijn. Ik heb vervolgens nog een vraag. De panden liggen nu tegen de vlakte en er is geen materiaal meer van over. Zijn de voorgevels eigenlijk opgemeten en zijn de gegevens daarvan vastgelegd? Er is gesproken over herbebouwing in dezelfde orde van grootte; ik hoop dan wel dat die gegevens goed zijn vastgelegd. Verder moet ik ook zeggen dat ik het toch wel eigenaardig vind dat de raadsafdeling voor openbare werken in het tijdsbestek tussen 31 oktober j. 1, en nu voor een voorbespreking van deze zaak niet in een aparte vergadering is bijeengeroepen. Dat zou in de eerste plaats de discussies van vanavond aanzienlijk hebben beperkt en in de twee de plaats de door mij reeds genoemde irritatie wellicht gedeeltelijk hebben kunnen wegnemen. Voorzitter, het is niet helemaal aan de orde, maar wij hebben ook nog De Witte Wijngaard, pand no. 66. Ik. meen dat wij ten aanzien van dat pand indertijd een voorbereidingskrediet van 10, 000, -- hebben gevoteerd. Hoe is het met dat pand eigenlijk, op dit moment?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1143