1145 16 NOVEMBER 1972 stelde vragen zijn overigens niet beantwoord. Men heeft het niet no dig geoordeeld om enig antwoord aan de leden van de afdeling toe te sturen, terwijl andere antwoorden wel onmiddellijk per aparte auto rondgestuurd worden. Ik vind dat een schandelijke zaak.' Ik wil er nog even een heel gewone vraag aan vastknopen: is pand no. 68 in de hui dige staat te koop? Ik wil ten aanzien van de beantwoording door de wethouder nog ingaan op twee aspecten van de zaak: de bestuurlijke zijde en de verhouding tussen raad en college en de sloop en datgene wat daaraan allemaal vastzit. De wethouder heeft gesteld dat de sloop in verband met de noodsituatie noodzakelijk was. Toestemming hiervoor van monumen tenzorg was vereist en deze toestemming werd verkregen. Het college van burgemeester en wethouders kon vervolgens van zijn bevoegdheid gebruikmaken» Was er een noodsituatie of werd er een noodsituatie geschapen? Het is bekend dat de dienst openbare werken al lang sloop- plannen had, aanvankelijk ten aanzien van nog veel grotere stukken van de Veemarktstraat en de Catharinastraat. Monumentenzorg heeft indertijd voor die plannen een stokje gestoken. De sloopzin richtte zich tenslotte op het laatste stukje van de Veemarktstraat. Daarover is jarenlang geharreward tussen de heer Kramer van de rijksdienst voor monumentenzorg en de dienst openbare werken van Breda» Die strijd kreeg allengs meer het karakter van een prestigeslag. Het was geen reëel gevecht. Een plan zou moeten worden gerealiseerd op de plaats waar gesloopt zou worden. Niettemin heeft de rijksdienst voor monu mentenzorg altijd te kennen gegeven het beroep van de raad ter ver nietiging voor te zullen dragen bij de Raad van State, Voor de dienst openbare werken was er, getuige ook het uitblijven van voorstellen, geen enkele reden zijn inzichten te wijzigen en op de sloopplannen terug te komen. De toezeggingen die het college aan de raad had gedaan over het doen van nadere voorstellen werden for meel gehandhaafd; intern werd aan het uitwerken van die voorstellen blijkbaar geen uitvoering gegeven» De toestand waarin de panden ver keerden zou er wel degelijk aan meewerken dat zulke plannen er niet behoefden te komen. Men hoeft de panden van achteren maar een zetje te geven en de gehele boel valt in elkaar; en de raadsleden maar wach ten op plannen» Het is duidelijk dat het college de situatie op 31 oktober niet meer in de hand had, maar de vraag is wel of het college vóór die datum ooit heeft overwogen om de zaak te redden. Ik. ben er stellig van overtuigd dat het dat niet heeft gedaan. De raad heeft geen gele genheid meer gehad om een hernieuwde uitspraak te doen. Het begint er nu toch wel een beetje op te lijken dat nu meer raadsleden de sloop betreuren dan vorig jaar, toen over de sloop is gestemd. Het college heeft zich zoals altijd formeel opgesteld achter een gecreëerde nood situatie en is voorbijgegaan aan alle gevoelens, die bij een aantal raadsleden ten aanzien van die zaak leefden, terwijl het college dek sels goed van die gevoelens op de hoogte was. Het college heeft zich als gevolg van het negeren van die raadsleden en van de raad in zijn geheel in een onmogelijke positie gemanoeuvreerd. Nog bij de installatie van de commissie algemene zaken heeft de voorzitter erop gewezen hoe belang rijk het onderling vertrouwen tussen raad en college voor het gemeenschap pelijke werk is. Aan die verhouding heeft dan ook in de afgelopen jaren nog wel eens het een en ander geschort; dat is duidelijk, anders hoeft er niet eens over gepraat te worden» Bestaat die. vertrouwensrelatie niet, dan ontstaat een onwerkbare situatie; aldus de voorzitter in zijn openings woord. Die onwerkbare situatie, voorzitter, is voor onze fractie ontstaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1145