Ill 17 FEBRUARI 1972 1939 weergeeft de bestemming die de raad in 1939 bij raadsbesluit aan dit terrein heeft gegeven. Nu voor een deel van het terrein deze bestem ming wordt gewijzigd, is het duidelijk dat het college zich tot de raad dient te wenden om deze afwijking van een in 1939 genomen raadsbe sluit in te willigen. Ik meen dat de heer Brooimans in zoverre gelijk heeft dat het prudent zou zijn geweest van het college als het zo zou hebben gehandeld, maar ik wil hier gaarne aan toevoegen dat het ons onbegrijpelijk voorkomt dat het college op 17 juni 1971 een beslissing neemt zonder vooraf door een publikatie de mening van de bij dit pro ject betrokken personen te horen, Het geloof in de vele malen door het college gepropageerde openheid wordt wel in ernstige mate op de proef gesteld door een dergelijke handelwijze en in deze opvatting worden wij nog gesterkt als wij constateren dat de termijn voor het beantwoorden van vragen van vier raadsleden, ondanks het feit dat op spoed is aange drongen, met twee maanden wordt overschreden. Het college acht het kennelijk niet nodig de raad, althans de vragenstellers, op de hoogte te stellen van zijn afwijzende beschikking van 14 januari 1972. Dit is te meer merkwaardig, omdat in de vergadering van 20 januari wordt verzocht de brief van de Hollandsche Gommage Industrie van 19 oktober 1971 voor kennisgeving aan te nemen. Bepaald moeilijk wordt het nu blijkt dat, ondanks een beroep op de Kroon tot vernietiging van het be sluit van het college, populieren ter plaatse zijn gerooid, hekwerk wordt geplaatst en met de fundering zal worden begonnen. Het is mogelijk dat toepassing van de hinderwet de uitvoering mogelijk maakt, maar dat hoor ik wel van het college. Het college anticipeert hiermee echter wel op een voor hem gun- sige beslissing van de Kroon. Het is ons gebleken dat ook deze gang van zaken bij de bezwaarden ernstige ontstemming heeft gewekt. Reeds eer der hebben wij gesteld dat hier sprake is van een beleid dat alleen is ge richt op het belang van N. A.C. Indien het bestuur van deze gemeente van oordeel is N. A.C. te moeten subsidiëren, zal de raad naar onze overtui ging op reële gronden hieraan zijn medewerking verlenen. Besluiten als door het college genomen met betrekking tot het terrein van N.A.C. passen echter niet in het kader van de ons dezer dagen aangeboden nota betaald voetbal en nog minder in een te voeren algemeen beleid. Ten aanzien van de economische consequenties stelt het college dat de gemeente niet de middelen en de bevoegdheden heeft in dezen regulerend op te treden. Natuurlijk beschikt het college wel over die middelen en bevoegdheden, het behoeft slechts de notariële overeen komst van 1939 te respecteren. Bovendien vragen wij ons af wat het zal doen als zich op een andere hoek van het terrein een cash-and-carry - bedrijf of iets dergelijks wil vestigen. Voorts zou een eerder ingediende aanvraag voor de vestiging van een benzineverkooppunt in een vroeger stadium zijn afgewezen. Is dit juist en zo ja, op welke titel is dat toen gebeurd? Tot slot zou ik willen vragen wat er gebeurt als de Kroon het be sluit van het college vernietigt. Moet N.A.C. dan straks de oude toe stand herstellen? Hoe is het dan gesteld met de financiële positie van N.A.C.die zo nodig diende te worden verstevigd? Of moet bij een eventueel besluit tot vernietiging van de Kroon de Bredase gemeenschap dan de lasten dragen van een beslissing tot uitvoering van werken, c. q. het vroegtijdig afgeven van een zogenaamde hinderwetvergunnrng? De heer VAN OS: Ik heb slechts enkele korte opmerkingen. Al lereerst moet ik zeggen dat wij hier toch wel bezig zijn met de mosterd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 111