16 NOVEMBER 1972 1150 niet is voldaan en hij heeft gesteld dat er tijdens de raadsvergadering over gesproken had kunnen worden. Ik ga de raad nu misschien nog meer irriteren, maar ik wil de gang van zaken toch eerlijk uit de doe ken doen. Op 8 november j. 1, is de brief van de heer Sandberg niet ter behandeling in de vergadering van het college aanwezig geweest. Ik had anders op 9 november in de vergadering van de afdeling openbare werken niet gezegd dat de brief van de heer Sandberg mij tot op dat mo ment nog niet bereikt had. Ik weid toen bijgevallen dooi de chef van de afdeling, de heer Franken, die wel van de brief op de hoogte was. Dat is de realiteit; ik kan er niets aan doen. Verder geloof ik dat men onder ogen moet zien dat het, afgezien van de urgentie en mogelijkheden om in welke raadsvergadering dan ook met elkaar over de Veemarktstraat te praten, natuurlijk de vraag is waarover wij dan hadden moeten praten. Ik geloof toch werkelijk dat wij twee zaken door elkaar halen. De kwestie Veemarktstraat 70 en 72 heeft de beleidsvoornemens van het college inzake de panden 68 en 74 volledig doorkruist. De heer Severens heeft verklaard dat het college eenmaal gedane toezeggingen niet is nagekomen en de heer America heeft ge steld dat het college zijn belofte heeft geschonden; dat is onjuist. Naar aanleiding van de gesprekken met monumentenzorg is aan de dienst van openbare werken opdracht gegeven tot het maken van een rehabilitatie- plan. Er zijn twee zaken geweest die dat doorkruist hebben. Ik kan mij voorstellen dat de gang van zaken bij dé Bredanaar en dus ook bij de raadsleden emotie oproept. Enerzijds hadden wij echtei te maken met de urgentie van de sloop van de panden 70 en 72; anderzijds heeft het niet bestaan van de rehabilitatieregeling de plannen doorkruist. De voorstellen zouden anders de raad bereikt hebben. De beloften zijn nagekomen, maar ik meen dat wij oog moeten hebben voor plotseling optredende calamiteiten. De heer Sandberg heeft nog een ander punt genoemd. Ik kan mij ver gissen, maar ik meen dat hij daarbij twee dingen door elkaar haalt. Ik heb in eerste instantie gezegd: deze panden zijn gekocht om te worden gesloopt. Later, nl. in mijn antwoord aan mevrouw Van Nes met betrekking tot de voorstellen die aan de orde zijn geweest, heb ik gezegd dat de panden niet gesloopt zouden gaan worden. Het eerste is duidelijk en ik heb dat niet gezegd om dit besluit te rechtvaardigen, maar om een realiteit in de discussie te brengen. In Breda schijnt de mening postgevat te hebben dat het college ten aanzien van deze panden doelbewust een verkrottingsbeleid heeft gevoerd; het college zou op die manier toch zijn zin krijgen, omdat verkrotting tot sloop leidt. Tegen die achtergrond heb ik gezegd dat de panden gekocht zijn om te worden gesloopt, In verband met het "civic centre" plan was het oorspronkelijk de bedoeling een doortrek door het Valkenberg te maken, als gevolg waarvan ook een stuk van de Catharinastraat zou moeten worden ge sloopt, Zover is het gelukkig niet gekomen, maar in verband met dat plan zijn de panden aangekocht. Vervolgens is het voorstel aan de or de gekomen inzake een beroep tegen plaatsing van de panden op de monumentenlijst welk beroep gestaafd was. Ik geloof dat hier het misverstand ligt. Ik heb toen inderdaad gezegd dat wij de mogelijkheid wilden hebben aan de westzijde van de Beyerd- Vlaszak een nieuwe bebouwing te maken. Ik hoop echter dat men de zaken niet door elkaar haalt door te zeggen dat ik toen mijn zin niet heb gekregen en dat ik het nu op een andere manier heb gedaan. Ik zou dat geen "fair play" vinden. De heer Sandberg heeft gevraagd of de voorgevels zijn opgemeten en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1150