112 17 FEBRUARI 1972 na de maaltijd, want het leed is al voor 99% geschied en ik weet niet of het beroep op de Kroon wel enig succes zal hebben. Waaraan ik mij heb gestoord is het gebrek aan logica in dit voor stel. Op de eerste pagina lees ik namelijk: "Het verzoek van N. A.C. tot het doen vestigen van een benzineverkooppunt op haar terrein heeft voor ons de noodzaak meegebracht af te wegen enerzijds het belang van N.A.C. bij het verkrijgen van die toestemming, anderzijds het belang dat de gemeente heeft of zou hebben bij een onverkorte hand having van het met name in artikel 8 gestelde". Dat belang van N. A.C. vind ik daar wel terug, dat is zo helder als glas. Bovendien heeft ieder een wel in de gaten waar het om gaat, namelijk om de centen. Het belang van de gemeente Breda echter vind ik in het geheel niet terug bij het afwegen van deze beslissing. Eerder het tegendeel, want het college legt uitvoerig uit waarom het indertijd de bepaling van artikel 8 heeft opgenomen. Daarin staat heel duidelijk dat de gemeente er be lang bij heeft dat N.A.C. door middel van een wijziging in de bedoel de exploitatie van de terreinen als sportterrein geen financiële voorde len zou kunnen putten, bijvoorbeeld door verkoop, verhuur of verpach ting van niet onmiddellijk voor de sportbeoefening benodigde terreinen of terreingedeelten. Nu gebeurt dit echter wel en dan begrijp ik het niet meer, want verder vind ik er in het hele verhaal niets terug over wat het belang van de gemeente of de inwoners van de gemeente is. Ik zou daaraan willen toevoegen dat het nog maar de vraag is wat wij hier onder "de gemeente" moeten verstaan. De bewoners van deze straat zijn er zeker onmiddellijk bij betrokken en zij zijn er op geen enkele manier in gekend, zoals ook de heer Van Banning al heeft ge zegd. Verder heb ik bezwaren tegen de kreet die het college aan het eind van het voorstel lanceert, namelijk: "Enerzijds moet een benzine station geacht worden te behoren tot het normale straatbeeld". Wel, wij hebben inmiddels wel ervaren dat er in Breda-zuidoost, in IJpelaar, heel wat mensen zijn die verzet aantekenen tegen deze zienswijze. Ik denk hierbij aan het benzineverkooppunt in de Loevesteinstraat. Ik moet dan ook zeggen dat ik ernstig bezwaar heb tegen de opvatting dat een benzinestation op elk moment overal kan verrijzen, want ik vind het niet juist als in bestaande straten het gevestigd patroon plotseling op alle mogelijke manieren wordt doorbroken en dan te zeggen dat dit tot het normale straatbeeld behoort. De heer JANSEN: Het is vanzelfsprekend duidelijk dat de opzet van dit voorstel is de financiële positie van N. A.C. te verstevigen. Ik vraag mij echter af - en daarom ben ik het voor een groot deel met de heer Van Banning en anderen eens - of dit nu wel de manier is. Is dit voorstel niet de bekende druppel op de gloeiende plaat? Wordt het nu eigenlijk niet eens tijd dat er een voorstel komt tot subsidiëring van het betaalde voetbal? Dit temeer omdat er, zoals reeds is gezegd, al in september 1971 een nota over is verschenen. N.A.C. voorziet mijns inziens in een grote behoefte aan actieve en passieve recreatie en daarom is dit een punt van algemeen belang voor de stad Breda. Tenslotte vind ik het bijzonder vreemd als het col lege probeert ons informatie te geven en zelf niet probeert informatie uit de raad te verkrijgen, want de verkeerstechnische bezwaren zijn niet bekeken in de afdeling voor verkeer en vervoer van deze raad. Ik zou graag willen weten waarom dit niet is gebeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 112