16 NOVEMBER 1972
1160
verhoging van 15% bij de N. V, Waterleidingmaatschappij Noord-West-
Brabant, Los gezien van de sluitende begroting en van de bestaande
relatie met deze maatschappij vraag ik het college of het mij kan
mededelen wat de gemeente Breda sec ten behoeve van een doelmatige
bedrijfsvoering procentueel noodzakelijk zou moeten verhogen per 1
januari 1973. Misschien komt de 1 5% dan in een ander licht te staan.
70van de Bredase bevolking gaan door de koppeling meer betaleij.
Natuurlijk komt dat ergens de Bredase gemeenschap ten goede. Akkoord.
Het moet echter duidelijk zijn ten behoeve waarvan deze 70% van de
bevolking het meerbedrag betalen»
Heeft het departement van economische zaken iets met deze ta
riefsverhoging te maken?
Hoever zijn de gesprekken tussen N. V. Waterleidingmaatschappij
Noord-West-Brabant en de gemeente gevorderd om tot één bedrijf te
komen? Onze fractie zou op spoed willen aandringen.
Tenslotte wil ik nog zeggen dat onze fractie» gezien de budget
taire noodzaak en de genoemde afspraak, akkoord kan gaan met uw
voorstel. Zonder de genoemde duidelijkheid echter zullen wij bijv»
in de afdeling nog wel eens grondig over een aantal punten moeten
praten.
De heer VAN DUIJL: De woorden van de heer Kramer geven pre
cies weer» wat ook ik had willen opmerken.
Ik zou er nog aan toe willen voegen dat de motivering, die u in het
huidige preadvies geeft, eigenlijk dezelfde is als van het preadvies
van 1962. Ook daarin stond letterlijk dat de uniformiteit en de bud
gettaire noodzaak de oorzaak zijn van de verhoging van de tarieven.
De N. V. Waterleidingmaatschappij Noord-West-Brabant lijdt
een verlies van 1,4 miljoen. Het gevolg hiervan is dat de tarieven
worden aangepast. Wij hebben nogal wat problemen met het feit dat
Breda, gezien de moeizame exploitatie bij deze maatschappij, de
gevolgen daarvan ondervindt inde vorm van een tariefsverhoging.
Het is begrijpelijk dat deze tariefsverhoging een welkome aanvulling
is bij het sluitend maken van de begroting, maar wij blijven toch bij
onze bezwaren.
De heer JANSEN: Op 21 november 1962 is een raadsbesluit ge
nomen om de tarieven te verhogen. Ik vind het belachelijk dat wij,
als de waterleidingmaatschappij de tarieven verhoogt, dit ook doen.
Ik zou graag hebben gezien dat dit ongedaan werd gemaakt. Een ver
hoging van 15% noem ik aanzienlijk. Ik weet wel dat er nogal wat
met water wordt geknoeid, maar water is een van de primaire levensbehoeften.
Water is het enige, waarvoor een aansluitingsplicht bestaat.
Ik ben dan ook niet van plan met deze verhoging van 15% in te stem
men en ik laat mij evenmin door de waterleidingmaatschappij daartoe
verplichten, vooral omdat ik weet dat alles, wat wij hrerop verdienen,
pure winst voor ons is»
Ik zal tegen dit voorstel stemmen.
De heer CRUL. Ik wil» evenals de heer Van Duijl, even teruggaan
naar 1962. De argumenten, die toen golden, gelden nu in feite nog.
Deze tariefsverhoging is nodig» omdat wij dat besluit hebben genomen.
Het besluit werd genomen op grond van de behoefte aan een sluitende
begroting, Ik neem aan dat wij daarover volgende week nog wel zullen
spreken. Met het besluit werd tevens beoogd een gelijkheid van tarie
ven te scheppen in Breda, om op basis daarvan tot een samenwerking