113
17 FEBRUARI 1972
De heer VON SCHMID: Onze dubbelfractie is van oordeel, zo
als gewoonlijk trouwens, dat het stuk waarin het voorstel wordt gedaan
een slecht stuk is, althans een stuk waarmee je een heleboel kanten
op kunt. Anderzijds geloven wij echter, na de zaak van alle kanten
te hebben bekeken, dat het college juridisch ijzersterk staat. Vandaar
dat wij over het benzinestation verder weinig of niets meer zullen zeg
gen.
Een andere zaak is de financiële positie van N. A.C.waarover
door alle sprekers is gesproken. Wat dat betreft ben ik het volledig eens
met het betoog van de heer Dees, temeer omdat ik indertijd de motie-
Melzer mede heb ondertekend. Ik ben van mening dat er, als wij uit
gaan van de noodzaak van financiële hulp aan N.A.C.op de kortst
mogelijke termijn een voorstel moet komen op grond van het rapport
dat aan ons is uitgebracht naar aanleiding van het overleg tussen de
wethouders van verschillende steden over de subsidiëring van het be
taald voetbal. Ik meen dan ook dat wij, nu wij dit stuk in ons bezit
hebben, mogen verwachten dat wij van onze wethouder, die nauw bij
dit overleg betrokken is geweest, een dergelijk voorstel mogen verwach
ten.
De heer CRUL: In de aanhef van het voorstel deelt het college
mee dat er een aantal voorwaarden aan de oprichting van dit benzine
verkooppunt is gesteld, o. a. op het punt van vergunningen, omvang,
duur en situering. De gegevens daarover hebben inderdaad ter inzage
gelegen, maar ik geloof dat het juist is voor de informatie naar de
raad en de burgerij dat wij van het college een uiteenzetting krijgen
over welke voorwaarden precies zijn gesteld en de argumenten die
daaraan ten grondslag hebben gelegen. Die heb ik namelijk niet kun
nen vinden.
Verder heb ik mij afgevraagd of het door dit besluit van het col
lege eigenlijk nog wel zin heeft deze punten op te nemen waardoor
beperkingen aan de koopacte worden opgelegd en of college en raad
geen andere middelen hebben om het doel waarvoor de verkoop heeft
plaatsgevonden, namelijk het gebruik van het terrein als sportterrein,
te garanderen. Gaarne zou ik van het college vernemen of er naast
het koopcontract nog mogelijkheden zijn om die garantie te verkrijgen.
Vervolgens nog een opmerking over de delegatie waardoor het
college dit besluit heeft kunnen nemen. In antwoord op een in decem
ber 1970 gestelde vraag hebben wij een opgave ontvangen van de be
voegdheden die aan het college zijn gedelegeerd. Ik heb die lijst nog eens
nagekeken, maar over een delegatie op dit punt is daarin niets opgenomen.
Ik zou dan ook graag van het college horen waarom dit niet is gebeurd,
of dat deze delegatie op een andere manier is geregeld. Afgezien van
de delegatie die uit het stuk blijkt, wil ik mij aansluiten bij de heer
Van Banning. Ik vraag mij namelijk af of het voor de goede verstand
houding tussen het college en de raad en de burgerij niet juister zou
zijn geweest als deze precaire zaak in de raad aan de orde was geko
men - of in de afdeling - voordat dit besluit door het college werd ge
nomen. Mijns inziens zou daarmee veel narigheid voorkomen hebben
kunnen worden.
De heer KROON: In eerste instantie wil ik mij volledig aanslui
ten bij het betoog van de heer Van Banning. Dat neemt echter niet weg
dat ik hier en daar toch enkele accenten wil plaatsen. Weliswaar heeft
de heer Von Schmid gezegd dat het college juridisch zeer sterk staat,