mm 16 NOVEMBER 1972 1170 gelegenheid van de bespreking over het winkelcentrum zelf heb ik al eens naar voren gebracht dat het voor het winkelcentrum noodzakelijk is dat er voldoende mensen wonen. Uiteindelijk maakt het winkelcen trum deel uit van de infrastructuur van de wijk. Men kan het natuurlijk betreuren dat het niet mogelijk was deze woningen conform de oorspronkelijke opzet te realiseren in de vrije, c, q, premiesector. Het feit ligt er nu eenmaal en het besluit om woningwet- bouw te realiseren is reeds enkele jaren geleden genomen. Daarna zijn verschillende gesprekken gevoerd, ook met de Opbouwraad, Stu dies zijn ondernomen en openbare discussies zijn gehouden. Men kan hierover uitgebreid in het voorstel lezen, zodat ik er verder niet op in behoef te gaan. Uiteindelijk bleek dat geen bruikbare alternatieven op tafel konden worden gelegd. De conclusie hieruit was dat wij terug zouden moeten keren tot het oude bestemmingsplan. Het woord "oude" zou ik tussen aanhalingstekens willen plaatsen, omdat wij te maken hebben met een aantal weningen met een ruime gedifferentieerdheid naar grootte. Men kan het spijtig vinden dat hierdoor het bestemmingsplan aangepast moet worden, omdat altijd de kans bestaat dat daartegen bezwaar wordt ingebracht. Ik meen echter dat wij er met de woningen als zodanig op vooruit gaan. Het lijkt dan ook duidelijk dat ervoor gepleit zal worden dat de bouw zo spoedig mogelijk gerealiseerd kan worden. Aan de andere kant is het begrijpelijk dat de burgerij er moeite mee heeft dat wederom hoogbouw in Breda-Noord gerealiseerd zal worden, In dit verband wil ik wijzen op twee punten, die kortgeleden aan de orde zijn geweest. Het eerste punt betreft de installatie van de stedebouwkundige advies- y raad, waarbij werd gezegd dat rék gemeenteraad zich niet zal bemoeien /i,., met details en de continuiteit'van het beleid niet mag onderbreken. Het tweede punt is het verschijnen van het rapport Hoge Vucht, Het komt mij voor dat deze twee punten de burgerij voldoende aanleiding geven moeite te hebben met het beleid. Ik wil niet verhelen dat ook in mijn fractie moeilijkheden daaromtrent leven. Naar mijn mening dienen wij echter te bedenken dat het bij het rapport Hoge Vucht niet alleen gaat om kritiek uit te oefenen op de verhouding laagbouw/hoogbouw, maar ook en vooral om de totale woon- en leefomgeving van de wijk, met alles dat daarmee verbonden is. Wethouder Van Dun heeft gezegd - ik weet niet meer bij welke gelegenheid - dat flats zullen worden gebouwd, zolang er woningnood heerst. Ik kan mij voorstellen dat deze opmerking nogal wat kritiek heeft doen opwaaien. Ik meen echter dat het verstandig is hierbij de volgende aantekening te maken: Het voornemen, om in de woningwetsector geen flats meer te bouwen, is reeds jaren geleden bij het vorige college naar voren gekomen, In de praktijk is van deze goede voornemens nooit iets terechtgekomen, omdat wij de extra contingenten voor arbeidsbesparende bouw in Breda veel te hard nodig hadden. Ook nu spelen dergelijke contingenten weer een rol. Het is gewoon triest te moeten ervaren dat er zo weinig begrip voor be staat dat wij, gezien de woningnood, in de dwangsituatie verkeren, dat wij zo snel mogelijk moeten doorgaan met het bouwen van deze wonin gen, Ik kan het mij zeer goed voorstellen dat men tegen deze bouw be zwaren heeft en hem niet ideaal vindt, maar ik meen dat wij in de eer ste plaats een zo groot mogelijke bijdrage moeten leveren aan het op heffen van de woningnood.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1170