1173 16 NOVEMBER 1972 De heer VAN OS: Daar kan de heer Roozeboom het voorlopig mee doen.' Het is naar mijn mening een bewezen feit dat er weinig animo voor is om naar de Hoge Vucht te verhuizen. Dit heeft ook een historische oorzaak. Elke Bredanaar weet dat verhuizen naar een wijk boven de spoor lijn altijd een bepaalde discriminatie, inhoudt. Men had dit kunnen voor komen door daar een goed leefbare wijk te bouwen, maar jammer genoeg is het niet gebeurd. Wij moeten nu proberen daar nog aan te doen, wat er aan te doen valt. De heer KROON: Aan de orde zijn een voorbereidingsbesluit ten behoeve van de randbebouwing winkelcentrum Hoge Vucht en in ver band daarmee een voorste] tot het toekennen van geldelijke steun aan de Algemene Woningbouwvereniging "Breda en omgeving"voor de bouw van 108 galerijwoningen. Het laatste voorstel houdt verband met het mogelijk verlopen van een contingent van 100 woningen voor dit jaar. Als wij spreken over woningnood, meen ik dat het alleen maar goed kan zijn als wij deze beide voorstellen aanvaarden, omdat wij dan de kans hebben dat er in ieder geval gebouwd zal worden. Ik meen dat het betoog van de heer America - het betoog van mevrouw Willems sloot hierop aan - aan de orde zou kunnen komen bij de behandeling van het rapport Hoge Vucht, waarover de sociografische dienst zeer uitvoerig heeft gerapporteerd. Naar mijn mening wordt deze aangelegenheid war overtrokken als men stelt dat slechts hoogbouw wordt gerealiseerd. Ik mag toch aannemen dat het de raad bekend is dat de nieuw ontworpen wijken, zoals bijv. Princenhage, practisch in uitsluitend laagbouw worden gebouwd. Men kan spreken over een eenzijdige samenstelling van een wrjk, maar ik meen dat dit aan de orde kan komen bij de behandeling van het rap port Hoge Vucht. Ik acht het op het ogenblik belangrijk dat hier sprake is van leniging van dewoningnood. Men kan het stellen, zoals men wil, maar als wij beide voorstellen, die met elkaar verband houden, aanvaarden, kunnen 108 woningen gebouwd worden. Doen wij dit niet, dan bestaat de mogelijkheid dat wij dit contingent niet kunnen benut ten. Trouwens, wij hebben in Breda erg weinig gronden, die bouwrijp zijn en waarop wij zullen kunnen bouwen om de woningnood enigermate te kunnen lenigen. Ook daarmee zou rekening gehouden moeten worden. Ik heb op het ogenblik zeer zeker geen behoefte aan de motie, die door de heer America is ingediend en ik zal er dan ook tegen stemmen. Ik meen dat het beleid, dat de heer America voorstaat en waarin moge lijk enkele punten voorkomen, die ook mij aanspreken, aan de orde zal komen bij de behandeling van de huisvestingsnota en bij de behande ling van het rapport Hoge Vucht, Mevrouw JhGER-MIDDELBEEK: Ik ben het eens met het betoog van de heer America. Ik zal de door hem ingediende motie ondersteunen. De heer ROOZEBOOM: Ik wil graag even opmerken dat mevrouw Van Nes niet de waarheid spreekt als zij beweert dat ik mij in de sane- ringswijken nooit heb laten zien en dat ik mij er nooit mee heb bemoeid. Voorts zou ik erop willen wijzen dat dit niet de enige plaatsen zijn om inzicht en ervaring op te doen. De VOORZITTER: Ik meen dat het college recht heeft op een pau ze om zich te kunnen beraden over de motie. Ik zal mijn uiterste best

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1173