m
116
17 FEBRUARI 1972
daad sprake is van een bevoegdheid van het college van burgemeester
en wethouders. Dat dit op een bepaald moment ter discussie wordt ge
steld en dat men dit misschien zou willen terugdraaien is een andere
zaak, maar ik meen dat het college rechtmatig gebruik heeft gemaakt
van de bevoegdheid die hem door de raad is verleend.
Een moeilijkheid vind ik het dat een aantal van de gestelde vragen
duidelijk niet op mijn terrein ligt en de beantwoording daarvan zou ik
dan ook graag aan collega Mans willen overlaten. Dit betreft met na
me het rapport van de commissie subsidiëring betaald voetbal, want
daartoe voel ik mij niet competent. Overigens moet ik wel een aantal
zaken met betrekking tot de sport tegen de achtergrond van dit voorstel
verduidelijken. Ik hoop dat de raad het mij niet kwalijk neemt, maar
het moest mij van het hart dat het college bij de beslissing die het heeft
genomen duidelijk voor ogen had wat het op dat moment te doen stond. Ik
heb er dan ook wat moeite mee dat iedereen zegt aardig te willen zijn voor
N.A.C. en dat Breda het betaald voetbal moet subsidiëren, want men kan
dat nu natuurlijk veel gemakkelijker zeggen dan op 17 juni 1971, toen
er duidelijk een verzoek lag van N.A.C. om financiële bijstand in de
transferperiode, toen N.A.C. acuut in de malaise zat. Wat moest het
college toen doen? Het rapport van de studiecommissie was er toen nog
niet, de heer Brooimans heeft daar door het noemen van die datum dui
delijk op gewezen. Het was het college zelfs niet duidelijk of het nu
wel de taak is van de gemeentelijke overheid bij te dragen in dat deel
van de passieve recreatie. Dat zijn de vragen die wij onszelf hebben
gesteld. Wij wisten wel dat er een rapport zou komen, wij wisten ook
dat raad en college te dien aanzien op langere termijn een beslissing
zouden moeten nemen, maar wat stond het college op dat moment te
doen? Heel goedkoop vertaald mag ik zeggen: wij moesten iets doen
voor N.A.C.maar wat' De principiële vraag was niet beantwoord, want
het rapport was er nog niet, maar aan de andere kant was subsidiëren ook
niet mogelijk, omdat wij in die drie dagen net middenin de bestudering en
de vaststelling zaten van de concept-begroting voor 1972 die aan de raad
werd aangeboden. Met de beste wil van de wereld was er in de hele be
groting geen ruimte te vinden op dat moment om gelden uit te trekken
voor een ordentelijke subsidie voor N.A.C. Dat was de situatie op het
moment dat er een verzoek lag van N.A.C. - waar men van deze moei
lijkheden op de hoogte was - om toestemming
De heer DEES: De wethouder noemt nu als reden dat er geen ruim
te was in het budget, maar in het vraag- en antwoordboek staat in ant
woord op een vraag inzake de subsidiëring van N.A.C. alleen dat eerst
het rapport van de landelijke studiecommissie moet worden afgewacht.
De heer FROGER: En de vermakelijkheidsbelasting ook.
Wethouder VAN DUN: Ik zal vertellen welke discussie zich in
het college heeft afgespeeld.
Zoals ik reeds zei lag er op dat moment een verzoek van N.A.C.
om toestemming voor de oprichting van een benzinestation, terwijl
op hetzelfde moment de mogelijkheid ontstond N.A.C. soelaas te bie
den door het opheffen van de vermakelijkheidsbelasting, maar daarover
behoeven wij op dit moment niet te praten, want het gaat over die ben
zinepomp.
Uit hoofde van de artikelen 6 en 8 van het destijds met N.A.C.
gesloten contract had het college de bevoegdheid daar op in te gaan.