117
17 FEBRUARI 1972
Ik kom daar straks nog op terug met betrekking tot een aantal vragen
van de heer Van Banning.
Men weet welke weg een en ander heeft afgelegd en ik meen
dat duidelijk is dat, hoe naar dat vaak ook is, daarbij altijd een aan
tal zaken aan de orde komt waarin het college en de gemeente anders
optreden dan volgens de normale besluitvorming in de gemeenteraad.
Men heeft kunnen lezen dat het college een bevoegdheid heeft met
betrekking tot de hinderwet en dat het college een vergunning zelfs
niet mag weigeren. De heer Crul heeft gevraagd welke voorwaarden
er aan deze vergunning verbonden zijn, maar ik moet eerlijk beken
nen dat ik op dit moment niet in staat ben uit het hoofd te zeggen
welke de voorwaarden zijn, maar het zijn in ieder geval duidelijk
voorwaarden die in relatie staan tot mogelijke bezwaren van de kant
van omwonenden.
De bouwvergunning is verleend als onderdeel van de taakuitoefe
ning van het college. Terecht noemt de heer Dees ten aanzien van het
derde aspect de economische consequenties, omdat de hele situatie mijns
inziens niet ligt in het vlak waarop het college en de gemeente econo
misch ordenend kunnen optreden, d.w.z. door het maken van bestem
mingsplannen. Hier ligt geen bestemmingsplan en het college kan zich
dan ook niet mengen in een discussie over de vorm van vrije concurren
tie, zoals het college al meermalen in deze raad heeft betoogd.
Dit zijn de twee pijlers waarop dit voorstel rust. Enerzijds een
aantal zaken waarvan wij zeggen: dit is de motivering van het college,
evenals de raad was het college van mening iets te moeten doen voor
N. A.C. De kwestie van de subsidie was op dat moment niet aan de or
de, omdat het rapport nog niet beschikbaar was en wij in de begroting
geen ruimte konden vinden. Anderzijds komen de punten van de hin
derwetvergunning, de bouwvergunning en de economische consequen
ties naar onze mening duidelijk uit het stuk naar voren.
De heer Dees en anderen hebben terecht gevraagd hoe het zit met
de termijn. Ik meen dat uit de discussie al naar voren is gekomen dat
de toestemming voor N.A.C. om af te wijken van artikel 8 van de
overeenkomst geldt voor de tijd van tien jaar. Dat staat ook in de cor
respondentie met N.A.C. en als die brief niet ter inzage gelegen heeft
spijt mij dat bijzonder. Ik kan mij voorstellen dat men wil weten wat
er na die tien jaar gebeurt. N.A.C. zal na die tien jaar de hele zaak
weer in de oude situatie moeten terugbrengen, maar het is natuurlijk
ook mogelijk dat N.A.C. dan een verzoek indient bij het college om
de toestemming te verlengen.
De heer Dees heeft ook nog gesproken over de beroepsprocedure.
Ook anderen hebben het daarover gehad. Op dit punt moet ik de heer
Van Banning corrigeren. Wij hebben de hinderwetvergunning namelijk
niet te vroeg afgegeven, die is op de normale voorwaarden verleend.
Dat daarna een aantal mensen in beroep is gegaan, doet niets af aan
het feit dat de hinderwetvergunning rechtmatig is verleend. Het aan
tekenen van beroep bij de Kroon tegen de verlening van die hinderwet
vergunning betekent niet dat de uitvoering van het werk op dat moment
wordt opgeschort, dat gaat gewoon door. Het college leeft dus helemaal
niet in de gelukzalige veronderstelling dat dit beroep wel zal worden
afgewezen, dat behoort niet tot onze competentie. Het betekent daaren
tegen dat, wanneer de hinderwetvergunning onverhoopt door de Kroon
mocht worden vernietigd, op N.A.C. de verplichting rust de zaak in
de oude situatie terug te brengen en niet op de gemeente.
De heer Van Banning zegt verder dat het voor hem voornamelijk