21 NOVEMBER 1972
1208
is gebleken dat er een groeiend aantal burgers is dat zich zorgen maakt
over het bestuur van de stad; wij hebben hun gevoelens in het verleden
soms kenbaar gemaakt. Wij zullen proberen dat te blijven doen, omdat
ook wij ons zorgen maken over bestuur en beleid van college en raad.
Het begon allemaal heel aardig, twee jaar geleden, met een gesprek
tussen de lijsttrekkers van diverse politieke partijen. Men vond elkaar
op een aantal hoofdpunten en de boodschap, vanavond al herhaaldelijk
op tafel gelegd die die punten omvatte werd met een hoopvol gebaar
overhandigd aan het college en vriendelijk in ontvangst genomen; een
soort programmaraad met een afspiegelingscollege. Gaandeweg is ech
ter steeds meer gebleken dat een zakelijke overeenkomst over een aan
tal punten van beleid niet genoeg is voor een vruchtbare samenwerking.
Het zijn de fundamenteel verschillende opvattingen over de wijze van
besturen, verschillen in mentaliteit tussen de. diverse groeperingen in
de raad, die in de afgelopen jaren hebben geleid tot moeilijkheden,
botsingen en, naar buiten toe, tot een onmachtige raad.
De zaken die in de boodschap aan de orde werden gesteld en sindsdien
in het werk in en door de raad hebben meegespeeld, geven van die ver
schillen in opvatting en mentaliteit wel een beeld. Ik zal ze in het
kort de revue laten passeren.
De democratisering van het bestuur heeft velen in de raad meer met
de mond dan daadwerkelijk beziggehouden,
In de boodschap valt te lezen dat als uitvloeisel van de democratiserings-
wil de burgers mede betrokken dienen te worden bij de voorbereiding
van de te nemen beslissingen. Wij hebben vanaf het begin van onze
deelname aan de raad gepleit voor het doorzichtig maken van het be
sluitvormingsproces, o„ a„ door het openbaar maken van afdelings- en
commissievergaderingen. Na twee jaar begint het er eindelijk op te
lijken dat die gedachte, zij het zonder veel enthousiasme, is geaccep
teerd. Het heet dan "dat de openheid de openbaarheid niet in de weg"
moet staan". Wij menen dat de burgers, indien men zichzelf beschouwt
als vertegenwoordiger van de burgerij, er recht op hebben te weten wat
men doet en waarom men dat doet. Dat moet een open zaak zijn. He
laas bestaan hierover in de raad nog steeds verschillen in opvatting, die
ook in de toekomst zeker aanleiding tot moeilijkheden zullen blijven
geven.
Over de door de raad ingestelde adviesraden, samengesteld uit burgers
die direct betrokken zijn bi) de advisering van college en raad, lijken
ook verschillen in opvatting op te merken. Neem b„ v. de kulturele
raad. Door een lid van het college zou daarover volgens het dagblad
De Stem het volgende zijn opgemerkt; "Indien de kulturele raad zich
voortaan agerend op gaat stellen, dus als aktiegroep, dan zitten wij
helemaal op de verkeerde weg; als men dat wil dan moet men maar
binnen een ander kader gaan werken, b. v„ binnen dat van de 43 aktie-
groepen die wij nu kennen". Daarmede wordt rechtstreeks uitgehaald
naar alle aktiegroepen, die zich in Breda in de een of andere vorm bezig
houden met problemen, die deze groepen als burgers aanspreken of ver
ontrusten. Daarmede wordt de buiten-parlementaire actie veroordeeld; aan
het wettig gezag mag niet worden getwijfeld, aldus de waarschijnlijk ach
terliggende gedachte.
Wie dat doet is op de verkeerde weg.
Welnu, wat ons betreft, wij zijn blij met ieder signaal uit de samenle
ving dat ons waarschuwt dat wij ons rekenschap hebben te geven van
onze eigen aktie, en ons dan waarschuwt dat wij misschien wel op de
verkeerde weg zijn. Zeggen wij de adviesraden die wij instellen zich