17 FEBRUARI 1972 118 een kwestie is van algemeen beleid en dat hij het er niet mee eens is dat hier alleen het belang van N. A.C. voorop heeft gestaan. Ik geloof dat de heer Van Banning hierin bijna gelijk heeft, want op dat moment heeft het belang van N. A.C. inderdaad een heel belangrijke rol ge speeld in de besluitvorming van het college. Uiteraard heeft daar ook een aantal consequenties in meegespeeld die dit mogelijk kan hebben gemaakt en wij hebben dat later ook geprobeerd in de hinderwetvergun ning te redresseren, maar wij hadden er geen idee van dat er uit de om geving van de Irenestraat op deze manier op deze situatie gereageerd zou worden. Iets anders is het wanneer de heer Van Banning en de heer Brooi- mans stellen dat het contract met N.A.C. in 1939 in de raad aan de orde is geweest en dat de raad op dat moment de bestemming van het complex heeft vastgesteld en dat het, als het college die bestemming nu gaat veranderen, duidelijk weer een zaak voor de raad is. Ik vraag mij dan echter wel af waarom diezelfde raad in 1939 het tweede lid van artikel 6 in het contract heeft opgenomen, waarin staat dat N.A.C. op de gekochte terreinen geen andere gebouwen en getimmerten mag oprichten dan uitsluitend voor sportdoeleinden, behoudens toestemming van het college van burgemeester en wethouders. Waarom is die bevoegd heid voor het college dan ingebouwd? Dan heeft men immers gedacht aan mogelijke afwijkingen? Dat is hier duidelijk het geval. De com petentie ligt bij het college en dan wil het er bij mij niet in dat wij, ondanks het feit dat wij die bevoegdheid hebben, daarmee toch bij de raad zouden moeten komen, omdat de raad aan dat perceel de be stemming van sportterrein heeft gegeven. Ik geloof dat wij de zaak dan omdraaien. De heer Van Banning heeft gelijk wanneer hij zegt dat in het verleden afwijzend is beschikt op een verzoek van N.A.C. om een benzinestation te mogen oprichten. Dat is mij bekend maar de motie ven die daaraan ten grondslag hebben gelegen ken ik niet. De heer Van Os vervolgens begrijpt niets van de eerste pagina van het preadvies, waarin staat dat het belang van N.A.C. moet wor den afgewogen tegen het belang van de gemeente. Ik moet zeggen dat ik zelf ook wat moeite heb gehad met die formulering, maar daar mee wordt bedoeld dat teruggegrepen wordt op het waarom. De reden dat indertijd in artikel 8 van de overeenkomst het verbod tot doorver koop door de gemeente is geïntroduceerd is simpelweg dat N.A.C. vrij goedkoop de beschikking kreeg over vrij waardevolle grond. De gemeen te wilde voorkomen dat N.A.C. zou gaan speculeren en de goedkoop verkregen grond zou doorverkopen. Dat is duidelijk in het belang van de gemeente, want anders had de grond indertijd duurder moeten wor den verkocht. Op 17 juni 1971 was de positie van N.A.C. aan de orde en op dat moment gingen wij tegen elkaar afwegen wat zwaarder weegt: hand having van de oude clausule, of het belang van N.A.C. in zijn precaire situatie in de transferperiode in de zomer van 1971. Het belang van N.A.C. hebben wij toen doorslaggevender geacht dan het handhaven van de onmogelijkheid voor N.A.C. om dat kleine stukje terrein te verhuren of door te verkopen. Dat is bedoeld met die afweging van belangen. De heer VAN OS: Maar het belang van de gemeente omschrijft u verder helemaal niet.'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 118