1221
21 NOVEMBER 1972
eenvoudigweg niet uitkomen. Het is moeilijk, maar u zult zeggen dat
het moeilijke werk zeker moet gebeuren en misschien dat het allereerst
moet gebeuren; er is echter ook veel werk en tijd mee gemoeid. Een
geïntegreerde beleidsplanning blijft echter nodig, maar u moet er zich van
bewust zijn dat die niet op zeer korte termijn bereikbaar is. Een meerjaren
planning zal ook gestoeld moeten zijn op doelstellingen, die zoals u bekend
zal zijn van jaar tot jaar bijgestuurd moeten worden. Wij zullen met alle
kracht die in ons is pogen een beleidsvisie op te stellen. Wij zeggen daarbij
toe dat wij dat vanaf den beginne zullen doen in overleg met uw raad.
Daarbij is van ongelooflijke betekenis de positie die de stad Breda in de
omgeving en in West-Brabant inneemt. Tijdens besprekingen die wij
onlangs met het college van gedeputeerde staten hebben gehad hebben
wij kunnen vaststellen dat het streekplan voor West-Brabant nog steeds als
uitgangspunt dient voor het ruimtelijk denken van het provinciaal bestuur
en ook van ons. Daarbij is ook van belang dat men, zich op het streek
plan baserend, werkt aan een ontwikkelings- en structuurplan voor die
gebieden die daarvoor zijn afgepaald en daarvoor in aanmerking komen.
Ik geloof ook dat het vanuit die visie mogelijk is om ook al op grond
van het zojuist door mij gestelde, tot een behoorlijke programmering
te komen, die wij bijzonder graag na verloop van tijd in overleg met
uw raad willen vaststellen.
Bij gelegenheid van deze begroting is door één van de raadsleden nog
een aantal opmerkingen gemaakt. Ik weet eigenlijk niet of het de be
doeling is dat op die bekende "tien geboden" nu wordt gereageerd. Ik
wil daartoe toch een heel korte poging doen. De heer Sandberg heeft
wat fragmentarische opmerkingen gemaakt en heeft daarmee bepaald
de bedoeling gehad enige stellingen op tafel te leggen. Dat is weliswaar
niet na afloop van een dissertatie gebeurd, maar de heer Sandberg heeft
in ieder geval toch enkele dingen onder de aandacht willen brengen.
Mijn antwoorden zijn de volgende:
1. De heer Sandberg heeit gesteld dat liet verkeersgedrag van vele stad
genoten van een verkeerde mentaliteit getuigt en het is volgens hem
wenselijk dat de politie intensiever controleert. Welnu, de politie
controleert zoveel als maar mogelijk is.
2. De heer Sandberg stelt dat de landelijke norm voor de sterkte van
de gemeentelijke politiecorpsen te laag is om de veiligheid en de
criminaliteit in de hand te houden.
Ik wil in dit verband zeggen dat een boodschap in de richting
van de minister van binnenlandse zaken meer op zijn plaats is,
3. De heer Sandberg heeft nog een opmerking gemaakt over de 350
schriftelijke vragen die met betrekking tot de begroting zijn ge
steld en vraagt zich af of wij daarmee niet op de verkeerde weg
zijn. Mét de heer Sandberg betreur ik deze gang van zaken, ook
al in verband met het feit dat een en ander wellicht bijdraagt tot
de door hem gesignaleerde informatie- en milieuvervuiling. Overi
gens wordt om deze informatie door de raad zelf gevraagd.
4. Ik ben het met de heer Sandberg eens dat de raadsvoorstellen veel
tijdiger zouden moeten worden toegezonden. De heer Sandberg stelt
daarbij een termijn van tien dagen en de raad zou volgens hem