1223 21 NOVEMBER 1972 uitvoeiig uit de doeken hebben gedaan; ik zal een en ander nu niet herhalen. Het komt er echter op neer dat de hogere overheid een niet- sluitende begroting niet goedkeurt. Dat houdt in dat de gemeente Breda dan moet werken op basis van de oude begroting, in dit geval dus op basis van de begroting 1972. Het betekent ook dat de hogere overheid onze gehele begroting gaat analyseren en dan tenslotte al dan niet be sluit tot het verlenen van een aanvullende uitkermg. Blijkens de ervaring die andere plaatsen in dit opzicht hebben opgedaan duurt het lang tot zeer lang eer de hogere overheid zo'n beslissing neemt. Die aanvullende uitkering wordt ook niet altijd verkregen; de afgelopen periode heeft te zien gegeven dat gemeenten, die lang gewacht en onderhandeld hadden en gedurende die tijd nieuwe zaken niet hadden kunnen aanpakken, naar huis gestuurd werden met de mededeling dat men de zaak binnen het kader van de eigen begroting moest oplossen. Wij gaan natuurlijk na hoe de ervaringen in andere plaatsen ten aanzien van de aanvullende uitkering zijn. Wij blijven in contact met die gemeenten en lezen uiteraard ook de nota's van aanbiedingen, die in die gemeenten ver schijnen. Ik noem in dit verband voor de hand weg een paar gemeenten: Haarlem, Helmond en Maastricht. De ervaring die men in die gemeen ten heeft opgedaan is mede maatstaf geweest voor onze beslissing. De heer Crul heeft gelijk als hij zegt dat er ten aanzien van de renda bele uitgaven - kapitaalslasten en bijkomende kosten worden dan goed gemaakt, zoals b.v. bij de rendabele bedrijven - bij de aanvrage voor een aanvullende uitkering geen problemen ontstaan, althans op dit mo ment niet. Volkomen rendabele zaken vormen in ons gehele beleid im mers geen probleem. De heer Crul heeft nog gewezen op de wat gewijzigde toon in de nota van aanbieding. Ik geloof dat die toon inderdaad wel wat gewijzigd is en wel in die zin dat het voor iedereen duidelijk is dat de financiële mogelijkheden van onze gemeente aanmerkelijk verslechterd zijn. De heer Kroon heeft gesproken over de futen en inderdaad bleek alles indertijd nog wel eens mee te vallen doordat er wat minder werd uitge geven en wij war meer aan inkomsten hadden. De elasticiteit in de be groting is er echter inmiddels als gevolg van een aantal maatregelen uitgehaald. Deze maatregelen waren gebaseerd op besluiten die de raad op voorstel van het college heeft genomen. Misschien is die rek er op dit moment wel een beetje te ver uit; de resultaten van de recente re keningen geven nl. gewoon een nadelige uitkomst te zren. Er is dus duidelijk sprake van een verslechterde situatie. Bovendien hebben wij nagenoeg alle reserves opgemaakt; deze reserves zijn ingezet voor za ken, waarover de raad en het college een beslissing hebben genomen. Er is, ik herhaal het, dus sprake van een slechtere financiële situatie, maar essentieel voor het aanvragen en het verkrijgen van een aanvullende uitkering is dat niet. Blijkens de circulaires en de mededeling, maar ook blijkens de ervaring moeten er om een aanvullende uitkering te krijgen structureel zaken zijn, waardoor Breda in een duidelijk slechtere situatie verkeert dan vergelijkbare steden. Op grond van besprekingen die wij intern in het college, maar ook met het ambtelijk apparaat hebben ge voerd moet ik zeggen dat wij die argumenten op dit moment niet zien. Dat wil nret zeggen dat wij over deze kwestie niet moeten blijven na denken en moeten nagaan of deze situatie misschien op een bepaald mo ment ontstaat. Er is een aantal zaken genoemd, o. a, het Hoogspoor. In Delft was ten aanzien hiervan sprake van een vergelijkbare situatie. In de onderhandelingen met de ministeries is het Hoogspoor Delft on geveer op dezelfde tijd aan de orde geweest als het Hoogspoor Breda.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1223