1227 21 NOVEMBER 1972 is nl. een maatregel die past in de verruiming van de plaatselijke be lastingheffing. Ik meen dat wij die vraag dan op dat moment zullen moeten beantwoorden. Vervolgens is er in het kader van de financiële risico's nog een ander punt genoemd, nl. Moerdijk. Het lijkt mij dat ik in verband met de mij toegemeten tijd over dit onderwerp op dit moment geen ruime informatie kan geven. De heer Crul heeft ook gezegd dat dat eventueel bij andere gelegenheden zou kunnen gebeuren. Ik wil nog wel een kanttekening maken. Wij hebben bij de toetreding tot het Moerdijkschap over financiële risico's gesproken. Ik herinner mij altijd nog dat de wethouder van financiën toen gezegd heeft dat de raad wat flauw reageerde ten aanzien van de financiële risico's die aan toetreding tot het Moerdijkschap verbonden waren. Op dit moment is in die risico's zeker geen duidelijk inzicht te geven. De begroting 1973 zal binnenkort worden voorgelegd; dat lijkt mij een goede gelegenheid om aan de hand van een concrete vraagstelling wat meer informatie te verkrijgen. De raad kan dan nader worden geïnfor meerd, hetgeen mogelijk voorafgegaan kan worden door behandeling in een raadsafdeling. Het lijkt mij het beste, ook al in verband met de beschikbare tijd, om hiermede te volstaan, tenzij men bij de hoofdstuksgewijze behandeling op dit onderwerp nog terug wil komen. Onderwijs. Een drietal sprekers heeft de kwestie van de schooladvies- en begelei dingsdienst aangesneden. Ik kan over dit punt tamelijk kort zijn. Zoals bekend was het college en mijns inziens ook de raad bijzonder verheugd over de totstandkoming van deze commissie, voornamelijk omdat daar mee bleek dat de samenwerking tussen de verschillende richtingen in het onderwijs op een aantal punten gestalte heeft gekregen. De tweede opmerking betreft de directeur van deze dienst, die eind februari met zijn werkzaamheden begint. Wij twijfelen er niet aan dat dan naast de opbouw van de organisatie en het enigermate ontwikkelen van een beleidsplan de effectieve begeleiding zal kunnen aanvangen. Ik wil in dit verband ook de heer Crul beantwoorden. De heer Crul heeft gesproken over het probleem van de achterblijvers. Door de raad is hierover een motie aangenomen en de heer Crul vraagt op de inhoud van die motie in die commissie nog eens de nadruk te leggen. Ik heb eigenlijk de indruk dat dat overbodig is. Diezelfde commissie heeft nl. aan de raad het volgende geschreven: "Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van de motie die door uw raad op 26-11-1971 is aangenomen, waarin u zich uitspreekt voor een doelbewuste en systematische aanpak van het probleem der kinderen uit de sociaal-economisch zwakkere milieus, voorzover het de achterstand betreft die deze kinderen hebben bij hun intrede in het basisonderwijs. Wij vestigen er uw aandacht op dat onze commissie zich vooralsnog be zighoudt met de beleidsbepaling, de organisatieopzet e„ d. Wij hopen dat spoedig kan worden overgegaan tot benoeming van een directeur en het overige personeel. In deze fase van de ontwikkeling en opbouw is het ons helaas nog niet mogelijk gevolg te geven aan de inhoud van de door uw raad aangenomen motie. U kunt ervan overtuigd zijn dat deze be langrijke, door u aanhangig gemaakte kwestie onze bijzondere aandacht heeft". Wij hebben het volste vertrouwen dat deze brief effect zal hebben en dat de directeur, die bij de opstelling van het beleidsplan uiteraard betrokken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1227