21 NOVEMBER 1972 1230 de vorige zittingsperiode van de raad is geweest dat over deze materie uitvoerig door mijn voorganger is gesproken. Ik herinner mij dat de heer Kroon toen veel tegenweer heeft geboden. De raad heeft indertijd de fluoridering van het drinkwater in principe goedgekeurd. Het daar voor benodigde krediet werd toen nog niet gevoteerd. Wij hebben de minister wel gevraagd ons vergunning te verlenen voor het fluorideren van het drinkwater, maar ons waterleidingbedrijf heeft die vergunning nog niet verkregen. Bovendien is de raad wellicht bekend dat aan een vergunning zodanige voorwaarden verbonden zijn dat het technisch ge zien welhaast niet mogelijk zal zijn om het drinkwater te fluorideren. Wij vinden dat om gezondheidsredenen jammer, want het fluorideren van drinkwater kan volgens de algemene opvattingen het tandbederf met 50% verminderen. Wij hebben, van de algemene situatie uitgaande, gemeend de oplossing te moeten zoeken in het op grond van het jeugd - tandzorgplan beschikbaar stellen van fluortabletten. De ziekenfondsen hebben zich al bereid verklaard de verstrekking van fluortabletten te financieren. De behoefte om ergens op te blijven hameren meen ik ook bij de raad op te merken. Ik. zal in dit verband op een viertal zaken die mijn porte feuille betreffen nader ingaan. De heer Kroon heeft gezegd dat de aangekondigde personeelsstop als tijdelijke maatregel mogelijk wel enig soelaas zou kunnen bieden, maar dat het goed-functionerend instituut van het Georganiseerd Overleg daar bij in ieder geval betrokken zou moeten worden. Het bevreemdt de heer Kroon dat deze weg niet door het college is gevolgd. Ik accepteer deze vriendelijke terechtwijzing. Op een bepaald moment, toen het college voor de keuze stond, heb ik er niet aan gedacht om het G.O. bijeen te roepen. Wel heb ik later met het G. O. gesproken en heb toen beloofd van tevoren met het G.O. te overleggen als een dergelijke maatregel onverhoopt nog eens zou moeten worden getroffen. De heer Sandberg geeft in zijn stelling no. 9 weer eens uiting aan zijn opvatting over actief en passief kiesrecht voor ambtenaren ten aanzien van de medezeggenschapscommissies. Zoals blijkt uit ons antwoord in het vraag- en antwoordboek kunnen wij ons verenigen met de opvatting dat actief kiesrecht wenselijk is. Het lijkt ons echter gewenst het geheel van de mogelijkheden tot verdere democratisering van het gemeentelijk apparaat in her bestaande overleg met de vakorganisaties verder te be spreken, teneinde te voorkomen dat de nu bestaande vormen van overleg moeilijkheden zullen ondervinden. Mevrouw Stockmann en de heren Crul en Jansen hebben aangedrongen op het op de een of andere manier instellen van een functionele raad voor de maatschappelijke dienstver lening; in dit verband is gesproken over een samenwerkingsfunctie. De heer Crul sprak van het ontwikkelingsbureau. Dit punt is al meerdere malen aan de orde geweest. Het idee van een functionele raad heeft mij nooit erg aangesproken. Ik onderken natuurlijk met vele anderen de problematiek ten aanzien van de vele, naar mijn mening te vele, zelfstandige instituten, die ter zake van de maatschappelijke dienst verlening elk een deelfacet verzorgen en elkaar soms overlappen. Men kan naar mijn mening twèe wegen bewandelen om de noodzakelijke coördinatie of het onderling beter op elkaar afstellen te bevorderen. In de eerste plaats zou een overlegstructuur kunnen worden gecreëerd, b. v. in de vorm van een functionele raad. Men kan dan hopen dat gaat gebeuren wat men verwacht. In de tweede plaats kan men proberen een herstructurering tot stand te brengen, in die zin dat men komt tot een kleiner aantal instituten of nog liever één groot centraal instituut

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1230