21 NOVEMBER 1972
1232
zou moeten inhouden dan alleen een reductie op het openbaar vervoer.
Het is namelijk niet aangetoond dat een reductie op de bustarieven
veel zoden aan de dijk zet. Ons inziens zou het veel beter zijn indien
de bejaarden ook reductie zouden verkrijgen bij de aanschaf van kle
ding, levensmiddelen, communicatiemiddelen, abonnementen op
tijdschriften en de krant. Wij overwegen hierover een gesprek aan te
knopen met de bejaardenbonden en andere organisaties.
De heer Crul tenslotte heeft nog gesproken over een commissie voor
buitenlandse arbeiders. Ik denk dat hiermede de raad wordt bedoeld,
die men in Utrecht de migrantenraad noemt. De heer Crul heeft ge
zegd tijdens de begrotingsbehandeling nog op dit onderwerp terug te
zullen komen; misschien hoor ik van hem dan de argumenten, die
voor het instellen van een dergelijke commissie kunnen worden aange
voerd. Tot nu toe hebben wij hiervoor nog geen argumenten kunnen
vinden» Wi] hebben nog overleg gepleegd met de stichting Bijstand
Buitenlandse Arbeiders; deze stichting blijkt geen behoefte te hebben
aan het instellen van een dergelijke commissie. Ik vind dat er voor het
instellen van zo'n commissie redenen aanwezig moeten zijn en ik zou
liever sterkere argumenten horen dan het argument dat er in Utrecht een
migrantenraad bestaat.
Wethouder VAN DUN: Ik hoop een negental zaken te mogen aan
snijden, waarvan een vijftal kleine zaken zijn, die ik door middel van
korte opmerkingen wil afdoen. Deze zaken komen nl. wellicht niet
meer bij de hoofdstuksgewijze behandeling terug. De vier andere on
derwerpen betreffen:
1. inspraak op het gebied van de ruimtelijke ordening;
2. de gang van zaken rondom Princenhage-Noord, Princenhage-kern
en Princenhage-West;
3. de Haagse Beemden;
4. de binnenstad.
Het is mogelijk dat ik een aantal kleine zaken niet vermeld, die wel
licht tot grotere zaken kunnen uitgroeien. Ik hoop dat de raad er dan
genoegen mee neemt dat wij die zaken bij de hoofdstuksgewijze be
handeling van de begroting gezamenlijk doornemen.
Mevrouw Stockmann en de heer Jansen hebben enkele opmerkingen
gemaakt over kwesties als doorstroming, onderhoud, renovatie etc. Ik
hoop dat de raad er accoord mee gaat dat wij deze punten a. s. donder
dagmiddag behandelen, als de nota huisvesting, die dit jaar mede op
verzoek van de raad weer geactualiseerd en aangevuld is, aan de orde
komt. Mijns inziens zouden wij dan gezamenlijk moeten praten over een
zeer belangrijke zaak, nl. het naar mijn mening toch ambitieus program
ma voor een vorm van onderhoud ten aanzien van de naoorlogse woningen,
dat een bedrag van ongeveer 3| miljoen vergt. Mevrouw Stockmann
heeft in dit verband gevraagd in welke richting de dekking moet worden
gezocht, In de nota huisvesting staat vermeld dat het college deze dek
king denkt te vinden in de risicoreserves en de onderhoudsfondsen. Dat
is een mening van het college en alternatieve meningen vanuit de raad
zijn natuurlijk, altijd denkbaar.
Ten aanzien van de huisvesting is ook gesproken over de rapportage van
de sociografische dienst met betrekking tot de Hoge Vucht. Ik hoop dat
de raad het mij niet euvel duidt dat ik dit punt met een korte opmer
king afdoe. Mijns inziens dient deze studie objectief te worden benaderd
en wel in die zin dat wij de studie moeten plaatsen tegenover andere
onderzoeken die in Breda wellicht nog aan de orde zullen komen, maar