120
17 FEBRUARI 1972
Ik meen dat N.A.C. een bedrag krijgt in de orde van grootte van
160. 000, --, het kan ook 190. 000, -- zijn.
De heer BROOIMANS: Die gegevens zal ik u straks verstrekken.
Wethouder VAN DUN: Waarom vraagt u daar dan naar?
De heer BROOIMANS: Het mag ook ongevraagd.'
Wethouder VAN DUN: Ik moet zeggen dat het mij ook nauwelijks
interesseert welke afspraken N.A.C. binnen zijn eigen bevoegdheid
maakt
De heer BROOIMANS: De gemeenschap wel.'
Wethouder VAN DUN:in zijn overeenkomst met de benzine
maatschappij, mits die blijven binnen de bepalingen van de verleende
hinderwetvergunning en de bouwvergunning. Wij achten die niet rele
vant.
Wethouder MANS: Allereerst een opmerking terzijde aan het adres
van de heer Dees, die heeft gevraagd naar de vermakelijkheidsbelasting
in het kader van de problematiek die aan de orde is. Hij zegt dat de
vermakelijkheidsbelasting niet bewust als hulp is gehanteerd, want die
zou toch worden afgeschaft. De heer Dees heeft gelijk als hij stelt dat
de vermakelijkheidsbelasting wordt afgeschaft, alleen hebben wij -
en dat hebben wij wel bewust gedaan - de termijn uitdrukkelijk ver
vroegd. De uiterste termijn voor de afschaffing van de vermakelijk
heidsbelasting is namelijk 1979 en met het oog op de hulp aan N.A.C.
hebben wij de vermakelijkheidsbelasting al afgeschaft per 1 januari
1973.
Vervolgens iets over het rapport van de studiecommissie. Het is
duidelijk dat, zoals de heer Van Dun al heeft gezegd, de commissie in
juni 1971 nog niet klaar was met haar rapportage, laat staan dat er een
uitwerking was van het rapport naar de situatie in Breda. De aanvraag
van N.A.C. lag er en op grond van een aantal motieven, die de heer
Van Dun al heeft genoemd, is er toen een beslissing genomen. Vervol
gens kwam in september 1971 het rapport van de commissie uit, dat in
november is voorgelegd aan de plenaire vergadering van wethouders
van sportzaken van die gemeenten waar betaald voetbal wordt gespeeld,
die er zijn fiat aan heeft gegeven. Daarop heeft de commissie van de
plenaire vergadering opdracht gekregen steun voor het rapport te gaan
halen op twee plaatsen en wel in de eerste plaats bij de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten. Dat heeft de commissie gedaan in december en
in januari is de commissie geweest bij staatssecretaris Vonhoff, om ook
van die kant steun te krijgen. De heer Dees sprak in dit verband over
"het rode boekje van Jan Mans", maar ik moet zeggen dat zijn partij
genoot minder positief op de stellingname in het rapport heeft gere
ageerd dan hij. Overigens ben ik met de reactie van de V. V. D. -fractie
in Breda veel meer tevreden dan met de reactie van de heer Vonhoff.
De heer DEES: De reactie van de V. V. D. -fractie in Breda is al
jarenlang bekend.'
Wethouder MANS: Dat heb ik ook tegen de heer Vonhoff gezegd,