21 NOVEMBER 1972 1242 in overeenstemming met mijn opvattingen dienaangaande. Ik moet wel stellen dat er tussen zeggen en doen een flinke marge blijkt te liggen, maar het lijkt er toch op dat de heer Sandberg. juist omdat hij zich zo voor deze achterban inspant, vanavond het verkeerde blaadje heeft ge bruikt. Nog één constatering, de V. V.D. -fractie stelt dat de raad wordt gecon fronteerd met een slecht-functionerende culturele raad en vervolgens laat hij in het midden waaraan dat ligt. Ik vind dat onbegrijpelijk. Ik hoop dat het iedereen duidelijk is dat dat volledig aan mij ligt. Het is mijn verantwoordelijkheid, stoelend op een besluit dat deze gemeen teraad heeft genomen, waarbij de culturele raad in het leven werd ge roepen, een reglement werd vastgesteld en de mogelijkheid tot bezinning daarop werd ingesloten. Het is onze verantwoordelijkheid om te consta teren dat de culturele taad in relatie tot de besluitvormende organen niet zo functioneert als wij wel zouden wensen, Het college is dan ook tot actie overgegaan en is op basis van de constatering dat het niet goed zit een gesprek begonnen met de culturele raad, teneinde op korte termijn tot een gedragslijn te komen. "De cultuur bevindt zich in een dieptepunt. Wij bevinden ons in een impasse en wat er door of namens het college is ge zegd geeft weinig voldoening". Men zal begrijpen dat ik die opvatting van de heer Sandberg bepaald niet deel; integendeel, bijna alle culturele instellingen kraken in hun voegen. Bij allerlei activiteiten worden vraag tekens gezet. Er zijn mensen die dat zien als een bewijs van niet goed functioneren. Jk zie dat anders. De culturele sector is gelukkig in be weging, Dat blijkt ook uit het feit dat meer mensen en groepen gebruik willen maken van de voorzieningen en dat steeds meer mensen bewust willen participeren. Een logisch gevolg daarvan is dat men vraagt om wijziging van bestuursstructuren, adequaat, personeel en meer of anders- gerichte accommodaties. Telkens weer opnieuw vraagt men in dit ka der naar de basisfilosofie, van waaruit men dit alles tegemoet moet treden. Dan vallen er kreten; de herverkaveling van de subsidiëring is noodzakelijk; er is sprake van elitaire kunstbeleving. Verder vraagt men om een doelbewust, dynamisch, liefst toekomstgericht beleid. Bij gelegen heid van de opening van de ikonen-expositie in De Beyerd heb ik daar over al iets gezegd. Ik geloof dat het niet nodig is om hierop nu verder in te gaan. Toch wil ik wel één ding kwijt, ook in de richting van me vrouw Stockmann, Zij heeft mij geciteerd, maar ik vind dat zij als zij mij citeert ook de context, van mijn verhaal moet meenemen. Op de vraag naar de keuze heb ik geantwoord dat die niet van één man afhan kelijk is, maar dat in deze sector juist de samenspraak zo belangrijk is. Die samenspraak is volop aan de gang. Het gaat nu in de eerste plaats om de concretisering. Mijns inziens zijn de bedoelingen heel duidelijk en ik begrijp ook niet dat daarover misverstand kan bestaan. Ik heb er in 1971 tijdens de begrotingsbehandeling op gewezen en naar mijn mening heb ik een en ander duidelijk geformuleerd in de beleids nota 1972. Daarin staar, o. a. - ik herhaal het met plezier - "fundamen teel voor ons beleid achten wij inspraak in de besluitvorming", maar daarin staat ook; "een belangrijke plaats in het toekomstig beleid dient ons inziens het cultureel centrum De Beyerd in te nemen". De culturele raad heeft deze maand zijn rapport uitgebracht. Daarin zijn op pagina 4 de doelstellingen van een cultureel centrum verwoord. Ik geloof dar het goed is de raad vanavond deze doelstellingen niet te ont houden, In het rapport staat te lezen; "Doelstellingen van een cultureel centrum; het klimaat scheppen voor OTtmöënïïgT^övërTeg en samenwerking tussen organisaties, instellingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1242