1253 23 NOVEMBER 1972 gekomen. Het heeft 2-§ jaar geduurd, maar nü is het dan zover' In on ze algemene beschouwingen heeft deze fractie kunnen vernemen hoe ons standpunt inzake de deelneming aan het college ervoor staat. De heer SANDBERG: In tien minuten een reactie geven op de antwoorden van zes leden van het college en terloops ook nog een aan tal opmerkingen maken over de betogen van collega-fractievoorzitters is nauwelijks doenlijk, en daarom zal ik mij in vogelvlucht beperken tot een paar essentiële punten; de rest komt later in deze begrotings behandeling wel, Onze fractie heeft met instemming geluisterd naar uw opmerkin gen over het uiterst bedenkelijke betoog van mevrouw Van Nes. Zake lijke en politieke verschillen van mening mogen wat mij betreft in de ze raad op het scherp van de snede worden uitgevochten, maar dat moet wèl met open vizier gebeuren. De wijze waarop wethouder Mans en ik bijvoorbeeld de degens kruisen, is daar een voorbeeld van. Hopelijk inspireert dit ons beiden: de wethouder om een echt beleid te gaan voe ren en mijzelf om dat nog kritischer te volgen. Mevrouw Van Nes, en met haar de fractie van D'66, waarvan zij de woordvoerder is, heeft echter duidelijk de elementaire normen overschreden. Op deze wijze heeft de ze fractie zich buiten het normale overleg geplaatst. Voor een partij die evenals de onze het woord "democratie" in haar vaandel voert, is dat een bedenkelijke zaak. De burgers van Breda komen hopelijk bij tijds tot de conclusie dat hun stem, uitgebracht op D'66, verloren is. Door de opstelling van haar beide vertegenwoordigers in deze raad zal die stem geen enkele positieve bijdrage meer kunnen vormen in het stadsbestuur. Mevrouw Van Nes heeft met name gesproken over "het stadsbestuur" en daar rekent onze fractie zich eveneens toe, D'66 zal dan ook voor onze fractie op deze wijze geen gesprekspartner meer kunnen zijn. Vervolgens wil ik, uiteraard, een opmerking maken aan het adres van de heer Crul en het P. A.K, De heer Crul heeft de mening van on ze raad gevraagd over het functioneren van de raad en het college en wij hebben hem binnen enkele minuten op zijn wenken bediend. Wij hebben, naar ik meen op niet mis te verstane wijze, op tafel gelegd hoe wij over dit college denken. Ik wil het nög eens zeggen: wij participeren in dit college en dit college heeft in principe ons vertrouwen; daarbij wil ik niet één lid van dit college uitsluiten. Terecht hebt u gesteld dat, wanneer et groeperingen in deze raad zitting hebben die anders over het college denken, hen de mogelijkheid openstaat om daar verandering in te bren gen. Laat die motie van wantrouwen dan maar op tafel komen.' Ik ga die bepaald niet uit de weg. Op dat moment kan elk lid van deze raad voor zichzelf de balans opmaken en zijn plaats bepalen, Nogmaals, ik ga die krachtmeting bepaald niet uit de weg, niet in het minst omdat het eigenlijk helemaal geen krachtmeting is. Uit de stemming over die motie zal blijken dat slechts een uiterst gering gedeelte van deze raad zich negatief opstelt. De opmaak van de krantekoppen staat in geen enkele verhouding tot de wérkelijke verhoudingen binnen deze raad.' Ik hoop dat ook collega Crul de holle kreten van bijvoorbeeld de heer Froger over het afkeuren van deze begroting op hun feitelijke inhoud weet te toetsen. Het is het zoveelste staaltje van op publiciteit beluste lieden die daarmee een fapade opbouwen waarachter zij hun gebrek aan inspanning en interesse proberen te verbergen. Ik ben erover verheugd dat de heer Crul met inachtneming van zakelijke en politieke verschillen van inzicht zich töch achter dit college opstelt. Hij spreekt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1253