1255
23 NOVEMBER 1972
zaak, bijvoorbeeld in Haarlem, zo snel mogelijk informeert.
Hetgeen wethouder De Raaff over de bejaardenpas en de discrimi
natie ten tonele heeft gevoerd, spreekt ons weinig aan. Wij zijn het ge
heel met hem eens dat een bejaardenpas in feite voor veel meer secto
ren zou moeten gelden. De financiële consequenties zijn dan echter,
zeker op dit moment, niet te overzien. De motie van de raadsafdeling voor
verkeer en vervoer is een sympathiek begin. Wanneer zij wordt uitgevoerd,
kost het de. gemeente hoogstens f 20. 000, -- en naar mijn mening moet
dat geld gevonden kunnen worden. Ik zou de motie daarom zo dadelijk
maar alvast willen indienen.
Met betrekking tot de antwoorden van wethouder Van Dun kan ik
bijzonder kort zijn, Het onderwerp Haagse Beemden leende zich niet
voor een principiële discussie op dit moment en binnen dit korte tijds
bestek, maar het moet wel heel snel aan de orde komen. Onze vinger
wijzing in de richting van Bavel is geen V.V.D. -verzinsel, doch staat
in het streekplan West-Brabant. Wanneer de wethouder zegt dat de ge
deputeerde Van der Harten vierkant achter het streekplan staat, moet
hij aan die zelfde gedeputeerde maar eens een inventarisatie vragen
van het aantal uitbreidingsplannen dat het college van gedeputeerde
staten in de randgemeenten, de regio en West-Brabant heeft goedge
keurd. Hij zal dan tot zijn schrik moeten constateren dat dat aantal
een veelvoud is van de gedachte aanwas van Breda. Zeker na het be
toog van wethouder Van Graafeiland erkennen wij dat het industriege
bied Haagse Beemden zo snel mogelijk moet worden verworven. Wij
vragen ons af of dit aspect niet uit deze materie kan worden gelicht
en met voorrang kan worden behandeld. Met nadruk zeg ik namens
mijn fractie dat wij ten opzichte van de overige Haagse-Beemden
materie nog steeds tot de twijfelaars behoren.
Hiermede ben ik nu eigenlijk aan mijn tien minuten, maar er
rest mij nog één hoofdstuk: wethouder Mans. Hetgeen ik wil zeggen,
zou ik ook bij de behandeling van het hoofdstuk over cultuur kunnen
onderbrengen, maar ik zou graag een "deal" met u willen sluiten: ik
praat er nü even over en houd bij het betrokken hoofdstuk géén algemene
beschouwingen meer.
Ik wil het even hebben over wethouder Mans en zijn paard. Hij
zei dat hij zijn paard kwijt was en ik kan mij dat voorstellen. Uit zijn
betoog viel op te maken dat hij de oogkleppen van het paard abusievelijk
zélf had opgezet. Hij wil de kritiek, die niet alleen van onze fractie
kwam, gewoon niet erkennen. Pracrisch alle beschouwingen hadden in
dit verband een ondertoon van irritatie over het uitblijven van beslis
singen, en daar is ook dït jaar aan voorbijgegaan. Ik heb in mijn be
schouwing nier in hef minst beweerd dat de wethouder niets zou hebben
gepresteerd; ik weet wel beter. Toepasselijk is wellicht in dit verband dat
ik vanuit de raadsafdeling voor cultuur constateer dat de wethouder werkt
als een paard; overleg, discussie, terugrapporteren, opnieuw ter discus
sie stellen, dat alles eist een hoop energie. Eéns moet er echter een be
slissing komen, ééns moet er een eind komen aan het gefilosofeer. Ik
herhaal wat ik gezegd heb: het wordt tijd dat wordt vastgesteld wanneer
alle zaken geconcretiseerd gaan worden. De wethouder heeft bewogen
uitgeroepen dat alles in beweging is, hij heeft jubelend de aankondiging
gedaan dat er gelukkig vele vraagtekens zijn gezet achter het functio-
neien van De Beyerd, terwijl ik slechts om één uitroepteken heb ge
vraagd. Wanneer komt het college met een preadvies over De Beyerd?
Wat is zijn mening over het Beyerd-rapport? Wat zijn de financiële
consequenties? Om te voorkomen dat alles wederom in een overlegsfeer