1261 23 NOVEMBER 1972 de tafel blijven liggen, zoals dat zo vaak gebeurt. Wij hebben nogal wat gezegd, de afgelopen dagen, feitelijkhe den en insinuaties; voor öns onbewezen feitelijkheden. Wij zouden kun nen proberen die feitelijkheden te bewijzen; dat doen wij niet. Wij hebben allemaal hetzelfde meegemaakt, maar alleen onze conclusies zijn anders. Onlangs is er een boek verschenen van de journalist Hofland, "Te gels lichten", heet het; het is een bezigheid waarmee hij zich intensief heeft beziggehouden. Hij heeft zaken onderzocht naar aanleiding van vragen, zoals bijvoorbeeld: hoe groot is het geloof van de Nederlander in de autoriteit? Hoe deplorabel is onze notabele democratie? Hoe pot dicht is ons gesloten bestel? Dat is het soort vragen dat wij met onze opmerkingen ook willen oproepen. Wij nemen daar niets van terug. Als gevolg daarvan heeft het college de banvloek uitgesproken over onze fractie. U bent niet meer bereid en in staat met ons een re delijke discussie te voeren. Nu menen wij dat het gebruik om iemand of een groep "koud te stellen" door de banvloek over hem of haar uit te spreken niet meer zo in zwang is. Overigens menen wij ook dat wij op grond van artikel 129 van de Gemeentewet recht hebben op alle in formatie waar wij binnen de spelregels om vragen. In eerste instantie heb ik al gezegd dat wij deel blijven nemen aan het weik in de raad, omdat wij een aantal mensen vertegenwoordigen dat ons heeft gekozen en ons werk mede ondersteunt. Aan hén zijn wij verantwoording schuldig. Wij hebben in de raad geprobeerd tot een syn these re komen, maar steeds bleek dat een minderheid niet of nauwelijks telt. Het valt ons soms al te zwaar om samen te werken en daarbij tege lijkertijd ons uitgangspunt waar te maken, namelijk: streven naar een open samenleving en een bestuur waarbij de burgers via hun vertegen woordigers betrokken zijn. Wij zullen toch blijven proberen dat te doen. De heer JANSEN: U heeft gezegd dat het niet mogelijk was om ook dit jaar weer een beleidsnota aan de raad aan te bieden, omdat dit op korte termijn niet was te realiseren. Ik vraag mij af waarom dit het vorig jaar wêl mogelijk was. Ik blijf van mening dat een beleids nota, zeker in de huidige situatie, een hoop duidelijkheid zou kunnen verschaffen over het te voeren beleid, waardoor bij velen in deze raad waarschijnlijk een brok wantrouwen zou kunnen worden weggenomen. Ten aanzien van de bejaardenpas wil ik uw college hulde brengen en wel omdat het dit niet meer ziet als een "discriminatiepasje" maar als een hommage aan de bejaarden voor alles wat zij in het verleden voor de gemeenschap hebben gedaan. Ik ben het met u eens dat een reductie op het openbaar vervoer de hoogste prioriteit moet hebben en rk verwacht dan ook dat u mogelijkheden zult weten te vinden om dit op zo kort mogelijke termijn te verwezenlijken. Ook hoop ik dat u alles wat in uw vermogen ligt zult doen om ook de andere faciliteiten te reali seren, IR vind het een goede aanzet dat u hierover op korte termijn met de bejaardenbonden in overleg zult treden. Op de doorstroming zal ik op verzoek van de wethouder bij de be handeling van de deelbegroting terugkomen. Wel wil ik nu reeds nog maals zeggen dat de fractie van DS'70 geen goedkeuring aan het slopen van panden meer zal geven zolang er geen totaalplan voor de binnen stad is. Dat uw college geen aanleiding ziet tot het instellen van een commissie voor het midden- en kleinbedrijf moet ik betreuren. Wel ben ik. tevreden met de toezegging van wethouder Van Graafeiland dat hij zal onderzoeken of in de bestaande commissies het midden-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1261