23 NOVEMBER 1972 1262 en kleinbedrijf goed vertegenwoordigd is en dat hij alle moeite zal doen om deze bedrijfstak daarin in voldoende mate vertegenwoordigd te krijgen wanneer dat thans niet het geval zou zijn. Ook ben ik met u van mening dat besturen vooruit kijken is en dat wij nu reeds moeten gaan werken aan een goede uitbouw van de industrie, waartoe mogelijkheden moeten worden geschapen om de werkgelegenheid veilig te stellen. Wel vraag ik mij af of de dure industrie- grond niet tegen een lagere prijs kan worden aangeboden. Bovendien heeft wethouder Van Graafeiland mij geen antwoord gegeven op de vraag hoe hij denkt over het aantrekken van meer bedrijven in de dienstverlenende sector. Tenslotte wil ik nog één opmerking maken over de tot nu toe ge voerde debatten. De fractie van DS'70 heeft alleen behoefte aan con structief werken, verder niet. De heer FROGER: Namens de fracties van Democraten en Bredase Belangen mag ik nu iets zeggen. In zeker opzicht ben ik blij dat wij de laatsten zijn, want nu kennen wij het standpunt van eenieder. Met afgrijzen hebben wij gehoord hoe een meerderheid in de raad reageert op de uitspraken van het college aan het adres van D'66. Dat is in flagrante strijd met de democratie en ongehoord in dit land, zeker in de raad van Breda. Mag je soms kritiek hebben? Mag je vertrouwen opzeggen? Wij zijn wel ver afgedwaald van de heiligste principes in dit land wanneer zo'n groot aantal lieden zich daartegen verzet. Ik kan mij dan ook niet anders voorstellen dan dat de reactie alleen maar voortkomt uit hoogmoed. Wij ach ten haar onrechtmatig en incorrect. Zo er nog enig vertrouwen in het col lege bestond, is dat nu wel helemaal de grond ingeboord. Het antwoord van mevrouw Van Nes bewonder ik, want zij heeft rustig en kalm en op democratische wijze gereageerd: zij had net zo goed kunnen reageren met "barst" en dat zou dan heel duidelijk en rechtvaardig zijn geweest. Aan het adres van degenen die het met het college eens zijn, richt ik de volgende woorden. Juist omdat het college, over zo'n comfortabele meerderheid in de raad beschikt en het op een verkeerde weg is, wordt de verantwoordelijkheid van hen die het college steunen steeds groter. De heer KOERTSHUIS: Staat u mij toe nog een korte opmerking te maken? De VOORZITTER: In principe staan de algemene beschouwingen voor eenieder in de raad open. U kunt van mij verwachten dat ik dat standpunt inneem, maar het is tot nu toe niet gebruikelijk geweest dat men van verschillende kanten opmerkingen maakte. Ik merk nu dat twee leden van de raad naar aanleiding van hetgeen tot nog toe gezegd is opmerkingen willen maken. Ik zou op hen her beroep willen doen het kort te houden. Allereerst geef ik nu het woord aan de heer America, die daar om gevraagd heeft. De heer AMERICA: Ik heb behoefte aan een schorsing van de ver gadering gedurende vijf minuten, teneinde fractie-overleg te kunnen voeren. De VOORZITTER Mag de heer Koertshuis dan eerst nog even zijn opmerking kwijt? De heer KOERTSHUIS: De algemene beschouwingen van de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1262