23 NOVEMBER 1972
1264
te gaan tot de normale behandeling van datgene wat door u in tweede
termijn gevraagd is, waarna de algemene beschouwingen volgens de
orde gesloten zullen worden.
Ik zou, conform de zojuist geschetste werkwijze, nu willen be
ginnen met de beantwoording van de vragen die in tweede termijn zijn
gesteld.
De heer VAN BANNING: Uw antwoord op de gebeurtenissen zou
van een zodanige betekenis kunnen zijn dat het toch wel noodzakelijk
is dat reacties van de raad worden ingewacht. Op grond daarvan wil ik
u vragen de nodige soepelheid te benachten. Indien uw antwoord het
op principiële gronden nodig maakt vanuit de raad te reageren, hoop
ik dat die mogelijkheid niet uitgesloten wordt.
De VOORZITTER: U kunt zich niet beklagen over soepelheid.
Ik vind dit een opmerking die u rustig kunt plaatsen, maar die naar
mijn idee niet terecht is. IT bent van mij gewend dat ik die soepel
heid misschien wel wat te veel betracht. Als u straks na een schorsing
zou vragen het debat te heropenen - overigens een beslissing die uw
raad zélf dient te nemen; ik kom daar zo meteen in een ander verband
nog op terug -, geloof ik dar. u dat rustig kunt doen. U behoeft deze
verantwoordelijkheid nu niet bij mij te leggen. Met nadruk wil ik zeg
gen dat 'het hoogste orgaan van de gemeente de raad is; hij bepaalt ook
de orde van de vergadering, de voorzitter vervult ten aanzien daarvan
een secundaire rol.
Ik zou u nu graag in kennis willen stellen van de mening van het
college over al hetgeen deze week is gebeurd. Om de koe maar direct
bij de horens te pakken, er kan geen enkele twijfel mogelijk zijn over
de toepassing van artikel 129 van de Gemeentewet; aan het adres van
degenen die daarover het college iets hebben gevraagd, wil ik dat in alle
rust en duidelijkheid zeggen. Het is eigenlijk een volstrekt overbodige mede
deling. Wel wil ik er met nadruk op wijzen dat volgens de tekst van dit ar
tikel het college van burgemeester en wethouders verantwoording is ver
schuldigd aan de raad, niet aan 39 afzonderlijke raadsleden, niet aan een
zekere mijnheer of aan een zekere mevrouw. D3t is de bedoeling van artikel
129 van de Gemeentewet. Om een term aan te halen die een van mijn
voorgangers, waarschijnlijk op deze zelfde plaats, gebruikt heeft, zou ik
u willen zeggen: een raadslid is niets, maar als het gaat om besturen
is de raad alles.
Als het gaat om machten, zoals dat hier in de raad is uitgedrukt,
die buiten de raad, buiten alle raden in Nederland en buiten het colle
ge van burgemeester en wethouders om werkzaam zijn en daarbij dan
de kanttekening wordt geplaatst dat die machten niet steeds te contro
leren zijn, geloof ik dat er iets gezegd is dat naar ons aller opvatting
geen nieuws is. Wanneer daar echter de conclusie aan wordt verbonden
dat het stadsbestuur, met name het college van burgemeester en wethou
ders, sjachert en het gemeentebelang daaraan ondergeschikt maakt,
komt de integriteit van het college in diskrediet. Zó hebben wij de
verklaring van dinsdagavond verstaan en ddt kunnen wij niet aanvaarden.
Als uit de verklaring van de fractie van D'66 kan worden opgemaakt
dat de integriteit van het college van burgemeester en wethouders en
die van de leden van de raad niet in het geding zijn, is het college
bereid om de uitlatingen die afgelopen dinsdag zijn gedaan voor ken
nisgeving aan te nemen, hoewel het naar de mening van het college
merkwaardig blijft dat het college verweten wordt dat het de banvloek