1265
23 NOVEMBER 1972
uitspreekt en een bepaalde groep in de raad "koud stelt". Naar de me
ning van het college is het namelijk juist de fractie van D'66 die deze
methode geïntroduceerd heeft door het wantrouwen ten opzichte van
een bepaald gedeelte van deze raad en met name ten opzichte van
het college uit te spreken, overigens iets wat terecht mag worden ge
zegd.
Ik. heb geen kans gezien de tekst van deze verklaring nog op pa
pier te krijgen, maar ik meen dat ik met het voorgaande voldoende
duidelijk heb gemaakt welke de opvatting van het college is.
Naar ik meen heb ik nu het recht een aantal zaken dat in dit
verband naar voren is gebracht verder onbehandeld te laten. U hebt
in verschillende toonaarden over deze kwestie gesproken en er zijn
woorden gebezigd die naar mijn mening niet gebezigd hadden moeten
worden, maar ik geloof dat ik over de feiten die zich dinsdag en van
daag hebben voorgedaan voldoende duidelijk ben geweest. Als u het
mij toestaat, zou ik thans dan ook willen overgaan tot de normale gang
van zaken door in te gaan op een aantal andere zaken dat door de raad
naar voren is gebracht.
De heer Severens: Tk zou graag eerst een korre verklaring willen
afleggen.
De VOORZITTER: Wilt. u schorsing?
De heer SEVERENS: Neen, geen schorsing. Ik zou graag een kor
te verklaring afleggen.
De VOORZITTER: Ik vind het onbegrijpelijk dat u dat nü wilt
doen. Kunt u heel kort zijn7
De heer SEVERENS: Ja. Ik wil slechts zeggen dat ik het standpunt
van onze fractie ten aanzien van het conflict tussen de fractie van D'66
en "het college niet kan delen. Overigens betreur ik dat het college zo
paniekerig op een naar mijn mening onjuiste stellingname van de frac
tie van D*66 heeft gereageerd, waardoor kettingreacties bij de fractie
van de V. V, D„ zijn ontstaan. Ik heb er geen enkele behoefte aan om
in dezen een van beide standpunten aan te hangen.
De VOORZITTER: Ik heb er spijt van dat ik u het woord heb gegeven,
want er is even geleden een ander standpunt naar voren gebracht. Volgens
mij kan ook deze verklaring voor kennisgeving worden aangenomen. Ik
vind dat het hierbij maar moet blijven.
Er is gesDroken over een 4-tal onderwerpen. Daarop wil ik nu in
het kort ingaan.
Er is gevraagd op welke termijn het integrale beleidsplan het vol
gend jaar wél kan worden gerealiseerd. Eergisteren hebben wij al ge
zegd dat wij zo'n plan zullen maken, maar het lijkt mij niet waarschijn
lijk dat dit voor de begroting 1974 aan de orde zal komen. De heer Jansen
attendeer ik erop dat wij het vorig jaar hebben gezegd dat wij een poging
zouden doen om uit oude nota's bepaalde gegevens te actualiseren. Ik
heb reeds omstandig verklaard dat dit niet gelukt is, doch dat wij daar
toe pogingen in het werk zullen blijven stellen. Reeds eerder hebben
wij besloten daarvoor een speciale projectgroep in het leven te roepen,
maar nogmaals zeg ik dat het geen eenvoudige zaak is. Wij zullen er
evenwel hard aan gaan werken, óók wat het werkplan en de vertaling