1273
23 NOVEMBER 1972
hebben voorzien van allerlei organen om de problematiek rondom de
werkgelegenheid verder uit te zoeken en op een rij te zetten. Over
ziet men dit bos van commissies en raden, dan lijkt het ons college een
absolute vereiste dat er in dit opzicht voorzichtig geopereerd wordt, me
de omdat bijv. de regionale raden voor de werkgelegenheid, die overi
gens - om het simpel te houden - per provincie werken, eerst in 1970/
1971 tot stand zijn gekomen en zich op dit moment nog bezinnen op
hun eigen functie en taak. Er is dus een regionale raad voor de werk
gelegenheid. Ik ben het geheel met mevrouw Stockmann eens als zij
stelt dat die raad zich tevens met de Westbrabantse problematiek op
dit gebied zou moeten bezighouden. Er is echter gevraagd - en daar
op heb ik in eerste instantie gereageerd - om aan het bestaande bos nog
een nieuwe boom toe te voegen, namelijk een gewestelijke raad voor
de werkgelegenheid; er is zelfs gesproken over een gemeentelijke com
missie of raad voor de werkgelegenheid. Daaromtrent heb ik gezegd,
dat het mogelijke nut daarvan getoetst zou moeten worden aan alles
wat op dit gebied al bestaat. Gelet op de aard van de problematiek,
die duidelijk niét gemeentelijk gericht is en zelfs niet eens regionaal
bekeken kan worden, komt het mij voor dat een gemeentelijke raad
voor de werkgelegenheid een doodgeboren kindje zou zijn. Terzake
van de gewestelijke raad voor de werkgelegenheid is het overleg met
de hoofdinspecteur-directeur voor de arbeidsvoorziening gaande. Wij
zijn aan hef bekijken in hoeverre een dergelijke raad een nuttige boom
in het totale bos zou kunnen zijn.
De heer Crul heeft in algemene zin gesproken over problematieken
op economisch terrein. Het is prettig voor hem dat hij zitting heeft in de
commissie voor algemene zaken, omdat die commissie als één van de
eerste geconfronteerd zal worden met datgene wat het college de raad
denkt voor te stellen met betrekking tot de commissies ex artikel 62.
In dit kader is een commissie voor economische zaken, overigens ge
koppeld aan een aantal andere, aan de orde. Binnen die commissie zouden
al deze problematieken aan de orde kunnen komen.
Wethouder Van Dun heeft de stellingname van de heer Sandberg
met betrekking tot het industriegebied Haagse Beemden al ingeluid. Ik
kan mij volledig bij zijn betoog aansluiten.
Hetzelfde geldt voor de opmerking van de heer Jansen ten aan
zien van de prijzen die voor industriegronden betaald moeten worden.
Ook dit hangt in hoge mate samen met de totale kosten voor gebieds-
ontwikkeling. Ergens zal dat betaald moeten worden. In hoeverre het
mogelijk is voor industriegronden lagere prijzen te calculeren, zal in
de verdere uitwerking van alles wat op calculatie rondom de Haagse
Beemden betrekking heeft worden meegenomen.
De opmerking van de heer Jansen over het dienstencentrum meen
ik wel beantwoord te hebben, zij het summier en wat laat op de avond;
aan dat laatste kan ik niets doen. De arbeidsreserve in deze categorieën
heb ik ten tonele gevoerd. Daaromtrent heb ik gezegd dat ook de acqui
sitie in deze richting zal moeten gaan. Daarnaast zal men bij het aan
trekken van bedrijven in de dienstverlenende sector ook moeten toeroeien
naar een punt dat men op langere termijn wil bereiken. Derhalve zijn
er twee uitgangspunten. Hoe staat de zaak er nu bij met betrekking tot
de arbeidsreserve? Waar willen wij in deze categorie naar toe?
De algemene beschouwingen worden gesloten.