1282
23 NOVEMBER 1972
toekomst. Verbetering van de woonomgeving in stadswijken is een
schier onuitputtelijk onderwerp. Ongetwijfeld is dit een aangelegenheid
waarbij de overheid, en met name de stedelijke overheid, nauw betrok
ken is. Immers, de gemeente stelt het bestemmingsplan samen en be
paalt daarmee goeddeels wat in een wijk allemaal mogelijk is; zij voert
er een groot deel van uit en is daarmee toonaangevend. De gemeente
besturen kunnen echter nog zo van goede wille zijn, de financiën spe
len een dermate belangrijke rol, dat alleen om die reden ai vaak niet
buiten de bekende paden getreden wordt. Neem bijv. eens de recreatie.
De overtuiging dat "in een wijk openluchtrecreatie voor de jeugd aanwe
zig moet zijn wordt algemeen wel onderschreven, maar voor ouderen
kan dat niet gezegd worden. Wat is erop tegen om het toeval eens een
handje te helpen? In Breda beschikken wij over een watervlakte, niet
op natuurlijke wijze ontstaan; wij hadden de grond nodig om een dijk-
lichaam te maken» Het gebied dat daarvan deel uitmaakt, hebben wij
volgens de bestemmingsplannen een industriële bestemming gegeven,
destijds. Vele molens malen langzaam en daardoor heeft het terrein
de gelegenheid gekregen zich op natuurlijke wijze te ontwikkelen,
nadat een aantal schrandere leden er vis in gepoot had, ongetwijfeld
met toestemming van de stedelijke overheid. De natuur gaat haar gang,
er komen planten en er strijken vogels neer, sommige zeldzaam in de
ze streken van ons land, die een broedplaats of slechts een tijdelijke
rustplaats zoeken. Als het zó ver is, heeft het terrein een andere be
tekenis gekregen, namelijk van recreatiegebied. Wat ligt dan meer
voor de hand da- dat het verder ook als zodanig wordt beschermd en
zo nodig verder ontwikkeld?
Een ander onderwerp: de volkstuinen. De ervaring die hiermee
in andere steden is opgedaan, wijst uit dat deze altijd komen te lig
gen aan de rand van de stedelijke bebouwing, met als gevolg dat bij
stadsuitleg de zaak opgeschoven wordt en de mensen van hun tuin af
moeten, met alle nare gevolgen yandien voor de volkstuinen, vaak
mensen op gevorderde leeftijd, die elders niet zo gemakkelijk meer
opnieuw beginnen. Waarom zouden wij eigenlijk niet leren van de fou
ten van anderen? Waarom wordt er bij de stadsplanning geen rekening
mee gehouden dat volkstuinen zich best zouden lenen om later door de
meer stedelijke bebouwing omsloten te worden? Voorwaarde moet na
tuurlijk zijn dat het terrein van voldoende omvang is en dat direct aangrenzend
liefst geen bebouwing, maar bijv. sportvelden, worden aangelegd. Misschien
is dit een goede suggestie voor verbetering yan de woon omgeving in Ho
ge Vucht? Kom, laten onze stedebouwers zich eens over dit idee buigen.'
Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: Omdat over wonen, en alles wat
daarmee te maken heeft, in onze fractie nogal verschillend gedacht
wordt, wil ik van mijn kant enkele opmerkingen maken als relativering
van de woorden van mijn fractiegenoot de heer Spanjer.
Naast rapporten van sociografische diensten valt ook uit kinderteke
ningen heel wat te leren, evenals uit kinderboeken trouwens. Kinderen
uit nieuwbouwwijken, die gevraagd werd de weg van school naar huis
te tekenen, accentueerden wèl de eigen huisdeur, maar wisten geen
raad met het tekenen van de weg van school naar huis, omdat die bij
hen geen enkele interesse opwekte. Kleuters uit een oude wijk daaren
tegen tekenden feilloos ieder detail dat hen onderweg boeide; een tref
fende illustratie van het feit dat de problemen in nieuwbouwwijken en
in oude wijken op een totaal, ander terrein liggen. Over die problemen