1285
23 NOVEMBER 1972
Enkele collega-raadsleden zijn van oordeel dat wi] eerst moeten
afwachten of er wellicht een betere landelijke regeling tot stand zal
komen. Het gaat hier om tamelijk grote bedragen, waarvoor nog dek
kingsmiddelen gevonden zullen moeten worden. Niettemin vind ik deze
uitgave billijk, en rechtvaardig.
De heer VAN CAULIL: Mevrouw Van Nes heeft de fracties in
deze raad uitgenodigd zich uit te spreken over haar voorstel, dat zij
in een motie heeft vervat. Ik acht het van belang dat wij dit voorstel
eens in fractioneel overleg aan de orde stellen. Het voorstel op zich
zelf is natuurlijk sympathiek en als mevrouw Van Nes zou kunnen aan
tonen dat daarvoor gelden aanwezig zijn, zouden wij er geen moeite mee
hebben. Het voornaamste bezwaar tegen het voorstel is, dat wij, als wij
het zouden aanvaarden, zouden afwijken van de bestaande rijksregeling
op dit gebied. Wij hebben ons al bereid verklaard om, wanneer de rijks
regeling opgetrokken wordt, met hetzelfde percentage deel te blijven
nemen aan de regeling. Wij hebben er moeite mee dat een op dit mo
ment onhaalbaar voorstel in een motie zou worden neergelegd.
De VOORZITTER: Het woord is thans aan wethouder Van Dun,
die zijn betoog omstreeks zes uur zal onderbreken.
De heer VAN DUN: De leden van de raad hebben mij enigszins in
moeilijkheden gebracht, omdat niet alleen zij, maar ook de leden van
het college onderworpen zijn aan een spreektijdbeperking. Het is de vraag
of ik, gezien die achtergrond, op alle gerezen vragen een duidelijk ant
woord zal kunnen geven. Dit geldt temeer, daar de heer Spanjer de eu
vele moed heeft gehad te treden buiten het kader van datgene wat bij
het onderwerp Woningbedrijf A aan de orde is. Zijn toezegging dat hij
bij het hoofdstuk Volkshuisvesting verder niets meer zal zeggen, kan
dit echter nog goedmaken.
Over Woningbedrijf A als zodanig zijn weinig opmerkingen ge
maakt. Verschillende sprekers hebben zich geconcentreerd op de Nota
Huisvesting Ik zeg hen graag dank voor de sympathieke wijze waarop
zij deze nota hebben ontvangen en ik sluit mij graag aan bij de dank
woorden aan het adres van de samenstellers van deze nota.
De Nota Huisvesting is geproduceerd naar aanleiding van een be
lofte aan de raad. Tijdens de behandeling van de eerste Nota Huisvesting
hebben wij het vorig jaar een discussie gevoerd over dezelfde problema-
tieken die nu zijn geëtaleerd. Vanuit de raad is destijds gevraagd of het
college erin zou slagen deze nota jaarlijks te actualiseren en "in te
schieten" op de noden van de huisvestingsproblematiek die in de loop
van het jaar zouden zijn gerezen. Met deze nota hebben wij die belof
te willen inlossen. Als de raad ermee instemt, kunnen wij deze nota
voor kennisgeving aannemen. In het begin van het volgend jaar kunnen
wij dan komen met uit deze nota voortvloeiende raadsvoorstellen, D&t
is het karakter van deze nota.
De heer Van Merkom heeft gesproken over de bijdrage van het
rijk voor het opknappen van na-oorlogse woningen. Op dit moment be
staat er ten aanzien van dié woningen nog geen subsidieregeling, zoals
die bestaat voor het vooroorlogs woningbezit, waaromtrent met de reno
vering kan worden begonnen. De woningen die vlak na de oorlog zijn
gebouwd zijn niet van de beste kwaliteit. Op den lange duur zal er niet
aan te ontkomen zijn om ten aanzien van deze woningen via rijksrege
lingen voorzieningen te treffen. Zo lang die regelingen er nog niet zijn,