23 NOVEMBER 1972 1290 in haar uitkering te verwerken. Verwacht mag worden dat de vergoe ding van het rijk inderdaad zal worden verhoogd, doch het departement kon ons nog op geen enkele wijze informeren over het tijdstip waarop dat zal gebeuren; nog hedenmorgen hebben wij daarom gevraagd. De heer Spanjer heeft buiten de orde een aantal zaken aan de orde gesteld. Hij heeft gevraagd of wij werken aan de begeleiding van de projecten en hoe de verhouding met de burgers is. Ik kan hem zeg gen dat ik meermaals heb mogen constateren dat die verhouding goed is, maar dat houdt natuurlijk niet in dat wij het altijd met elkaar eens zijn. Naar mijn mening kan worden gesteld dat de begeleiding van met name het woningbedrijf, openbare werken en de sociale dienst zodanig is dat kan worden ingeschoten op de problemen die in de re- novatiewijken naar voren komen. Dat zijn niet alleen bouwproblemen, doch ook problemen die liggen op het terrein van collega De Raaff; via de vertegenwoordiging van de sociale dienst in de renovatiecomi té''s komen die problemen tot hun recht. Dat daar een aantal externe disciplines bij betrokken is, zoals bijvoorbeeld het Katholiek Instituut voor het Maatschappelijk Welzijn, is uiteraard een duidelijke zaak. De heer Spanjer heeft voorts een pleidooi gehouden voor een betere band tussen de woningbouwverenigingen en hun*cliën,ten. Hij heeft tegelijkertijd de moeilijkheid geconstateerd die daar kan ontstaan. Ik moet hem zeggen niet in te zien hoe wij de band tussen het woning bedrijf en de 8. 000 gezinnen gestalte kunnen geven. Wanneer dit even wel is onder te brengen bij de gesuggereerde huurdersverenigingen, ge loof ik dat de gemeente daaraan haar medewerking moet verlenen. Verder heeft de heer Spanjer gevraagd naar de - wat ik noem - particuliere renovatie, een régeling voor woningverbetering door groe pen particulieren. Er is in Breda nog geen gebruik van gemaakt. Wij zullen eens moeten bezien hoe wij deze regeling wat beter onder de aandacht kunnen brengen. Mag ik de opmerkingen van deiheer Spanjer over de Hoge Vucht, zijnde zijn persoonlijke mening, op dit moment voor kennisgeving aannemen? Het lijkt mij beter daarover nu geen discussie los te slaan, omdat wij met elkaar hebben afgesproken dat wij daarover eerst dan in de raad zullen discussiëren wanneer wij in het voorjaar van 1973 het rapport en het commentaar van een aantal veldwerkers en gemeen telijke diensten zullen ontvangen. Waarschijnlijk zal de heer Spanjer dan zijn mening opnieuw naar voren brengen. Hij heeft verder nog getracht mij te verleiden iets te zeggen over de Emerputhoewel hij in plaats van over de Emerput heeft gespro ken over een pias water die voor recreatieve doeleinden geschikt is gemaakt. Ik meen dat ik ook in het openbaar wel k.a.n zeggen dat met de afdeling is afgesproken dat de Emerput weer in de raad aan de orde zal komen wan neer datgene gerealiseerd is wat de raadsafdeling heeft gevraagd, name lijk een inzicht in de voorwaarden die het waterschap en het Riza zullen stellen ten aanzien van een eventueel gebruik door de C.S.M. Het mag de heer Spanjer bekend zijn dat wij in Breda ten aanzien van de volkstuinen een stimulerend beleid voeren en daarover met de plaatselijke en landelijke vereniging de beste contacten onderhouden. Als hij vraagt of dit nog niet meer zou kunnen worden gestimuleerd, wil ik hem erop wijzen dat wij op instigatie van een aantal bewoners van de Hoge Vucht en in samenwerking met de dienst beplantingen zijn begonnen met. het uitgeven van een gedeelte van omringende groenzóne aan de gezamenlijke bewoners voor hun hobby tuinieren. Het is een experiment, maar ik hoop dat het slaagt, opdat dit op groter schaal,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1290