1291
23 NOVEMBER 1973
juist in de Hoge Vucht, weerklank zal kunnen vinden.
Mevrouw Willems is ten aanzien van haar benadering van het
rapport Hoge Vucht en de daarmee verband houdende problematiek iets
anders gestemd dan de heer Spanjer. Ik meen dat wij ook deze discussie
tot nader orderkunnen opschorten. Daartoe zijn reeds twee aanleidingen:
het uitvloeisel van de motie van de heer America en het rapport Hoge
Vucht als zodanig, Eén punt wil ik nu reeds onderstrepen. Wanneer me
vrouw Willems bedoeld heeft de suggestie te wekken clat wij er alleen
maar naar streven hoogbouw uit de grond te stampen, geloof ik dat dit
wat te ongenuanceerd is. Het is de zorg van het totale gemeentelijke
apparaat dat er niet alleen hoogbouw komt, doch dat deze duidelijk
in relatie staat tot de mensen die er gaan wonen.
De heer Kroon heeft te kennen gegeven dat hij akkoord kan gaan
met de nota en de consequenties daarvan.
De vragen van de heer Severens heb ik, met uitzondering van de
laatste opmerking, tegelijk met de andere vragen beantwoord. Wanneer
hij aan het einde van zijn betoog zegt dat wij nu eens duidelijk priori
teiten moeten gaan stellen, zijn wij precies waar wij moeten zijn. Als
hij de motie van mevrouw Van Nes steunt, laadt hij mijns inziens ook
de verplichting op zich aan te geven uit welke pot de financiële gevol
gen van de motie moeten worden bestreden.
De heer VAN MERKOM: In eerste instantie hebben wij ons niet
uit kunnen laten over de motie van mevrouw Van Nes. Wij hebben de
motie nu bestudeerd en kunnen u mededelen dat wij in principe met
een aanpassing van de rijksregeling akkoord zullen gaan; daar de motie
daarop vooruitloopt, hebben wij daaraan geen behoefte.
Wethouder Van Dun heeft gesproken over de inspraak van woning
bouwverenigingen in allerlei plannen. Zo zei hij dat, wanneer het plan
Haagse Beemden er zal zijn, zij ook over de verdere vormgeving zullen
kunnen meepraten. Daar zij onze tegenwoordige woningbouwers zijn,
denk ik dat zij gr aag in een eerder stadium zullen meepraten om bijv.
hun mening te laten horen over de verhouding hoogbouw en laagbouw,
of - liever gezegd - meergezinsbouw en eengezinsbouw. Een vertegen
woordiging in de stedebouwkundige adviesraad lijkt mij hiertoe niet vol
doende.
De heer Spanjer heeft het hele aspect "wonen" belicht en de heer
America heeft dat reeds bij een vorige gelegenheid gedaan. Inderdaad
kunnen wij hierop later nog terugkomen, maar ik zou toch wel graag
van de wethouder vernemen hoe al deze opmerkingen nu overkomen bij
de stedebouwkundige dienst, want ik begin een en ander langzamerhand wel
interessant te vinden. Dit punt heeft weliswaar niet direct met de informatieve
nota te maken, maar misschien zou hij hierover toch iets kunnen zeggen.
Ook de woonomgeving, met name in de Hoge Vucht, is aan de or
de gekomen. De opneming van de peuterspeelzalen in de plannen is al
genoemd, maar zou bijvoorbeeld ook met speelplaatsen rekening kun
nen worden gehouden als er gebouwd gaat worden? Op die manier kan
men voorkomen dat de speelplaatsen er zijn wanneer de kinderen die in
de nieuwe wijk zijn komen wonen al groot zijn. Mijn vraag is dan ook
of u met de woningbouwverenigingen wilt overwegen of bij de opzet
van woningcomplexen tegelijkertijd de speelplaatsen kunnen worden
betrokken.
De heer VAN DUIJL: Op pagina 18 van het rapport staat over
de huurliberalisatie in de laatste zin: "in afwachting daarvan is de