1293
23 NOVEMBER 1972
ik deze voor hem eens op papier zal zetten. Ik zou dan echter wel graag
zien dat deze bij de siedebouwkundige dienst au sérieux worden genomen.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Allereerst wil ik even terugkomen op
de wijk Gerardus Majella. In eerste instantie heb ik gewezen op uw voor
nemen deze eventueel toch te rioleren, de straten te verbeteren en een
diepgaande studie te verrichten naar een mogelijke verlenging van de
levensduur van de woningen, doch de wethouder is daarop eigenlijk niet
nader ingegaan. Ik zou graag van hem willen weten of de mogelijkhe
den al zijn bekeken en of de studie al in gang is gezet,en zo ja^ioever die
studie thans is gevorderd, wanneer deze zal worden afgerond en of de ge
sprekken met de bewoners nog zullen worden voortgezet. Kortom: ik zou
graag precies willen weten hoe de stand van zaken momenteel is.
Wij vinden het jammer dat de raad en het college zich ten aan
zien van de door ons ingediende motie afwachtend i. c. afwijzend op
stellen. In deze motie wordt een onderwerp behandeld waarover de raad
al uitgebreid heeft gediscussieerd. Sommige mensen zijn ook in de wijk
geweest om over de situatie met de mensen zelf te praten en hebben
zich ook wel gevoelig opgesteld ten opzichte van de rechtmatige ver
langens van de bewoners. Deze mensen zitten in een moeilijke positie,
ik geloof dat eenieder zich dat wel realiseert: hun huizen worden gewoon
omver gegooid en zij moeten helemaal opnieuw beginnen, niet alleen
ten aanzien van de aanpassing van het meubilair, maar ook ten aanzien
van de huur. Voor velen brengt dit alles grote problemen met zich mee.
Het betreft hier namelijk niet alleen gewone loontrekkers, maar ook
veel bejaarden en mensen die van een uitkering ingevolge de Werkloos
heidswet moeten leven. Ik vind dat juist deze groepen recht hebben op
een ondersteuning. Een afwijzing van de motie is daarom zo jammer,
omdat alle politieke partijen zich momenteel opwerpen voor verbete
ring van het lot van de minstdraagkrachtigen. Ik betreur het dan ook
dat wij ten aanzien hiervan geen stelling innemen. Het lijkt ons het
verstandigst de motie terug te trekken, want wij zouden het jammer vin
den als zij zonder meer zou worden afgewezen. Laten wij hopen dat de
nieuwe regering zich onmiddellijk zal werpen op het bijstellen van de
regeling; dat kan waarschijnlijk niet worden verwacht, maar toch hoop
ik dat er vanwege het rijk spoedig iets aan zal worden gedaan. In het
vraag- en antwoordboek wordt nog gerekend op 1 januari, maar ik heb
nu uit het antwoord van de wethouder begrepen dat wij er niet op be
hoeven te rekenen dat dit zo snel zal zijn. Wanneer een bijstelling
aan de orde komt en uiteindelijk blijkt dat het rijk de bijdrage niet
zal verhogen, zullen wij opnieuw met een voorstel daartoe komen.
Tot zolang zouden wij het indienen van de motie willen uitstellen.
De VOORZITTER: Mag ik constateren dat de motie nu en morgen
niet aan de orde behoeft te komen en is uitgesteld tot een nader te be
palen tijdstip?
Mevrouw VAN NES -BRANDS: Dat klopt.
De VOORZITTER: Zegt u dat namens de andere ondertekenaars?
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ja,
Een punt dat ik was vergeten, wil ik nog even naar voren brengen.
De wethouder heeft van de bewoners een blief gekregen en daarop heeft
hij niet geantwoord. Ik verzoek hem dat toch nog ten spoedigste te doen