1295
23 NOVEMBER 1972
van het voorstel vergaande financiële consequenties heeft, maar mis
schien is het de wethouder ook bekend dat de gemeente Amsterdam in
dit soort situaties een bijdrage van 3=000, -- geeft. Mogelijk kan hij
daar eens informeren op welke manier men dat in die gemeente heeft
kunnen realiseren. Naast de omstandigheid dat deze groep mensen
straks grote aanpassingsmoeilijkheden zal hebben, is voor mij ook een
argument dat wij hebben moeten constateren dat wij deze groep in het
verleden in de kou hebben laten staan. Als hij mij zegt dat prioriteiten
zullen moeten worden aangegeven wanneer wij een verhoging van de
bijdrage willen bekostigen, vraag ik mij af of daartoe niet bepaalde
posten voor musea, schouwburg of muziekschool kunnen worden ver
laagd. Ik betreur het dat een verhoging er nu niet inzit. Als de gemeen
te zelf vindt dat de bijdrage moet worden opgetrokken, moet zij niet
wachten tot het moment waarop het rijk op zijn negatieve houding in
dezen terugkomt.
De heer QUADEKKER: De wethouder heeft gezegd dat er 83 door-
stromingsgevallen waren en dat daarvoor 130. 000, -- is uitgekeerd;
daarmee kom ik op een gemiddelde van 1.566, Ik zou graag van
hem willen weten hoe gioot normaal het bedrag is dat wordt verstrekt;
naar ik meen is dat ten hoogste 1. 500,
Wethouder VAN DUN: De heer Van Merkom is begonnen met de
vraag of de woningbouwverenigingen voldoende worden ingeschakeld
bij met name nieuwe uitbreidingsplannen, bijvoorbeeld de Haagse
Beemden. In eerste instantie heb ik al gezegd dat zij in de stedebouw-
kundige adviesraad zijn vertegenwoordigd en de toezegging hebben ge
kregen dat zij in een vroeg stadium zullen worden betrokken bij de de
taillering, zoals ik reeds heb gezegd, en. bij de keuze van het gebied
en de opbouw, waarin zij later zullen participeren. Met betrekking
tot de keuzebepaling meergezins- en eengezinswoningen kan ik zeggen
dat wij de woningbouwverenigingen, net als alle andere belanghebben
den, hebben betrokken bij de discussie over het rapport over de Hoge
Vucht. Zij hebben ons verzekerd dat zij daarop hun reactie zullen la
ten horen en aan het gesprek daarover zullen blijven deelnemen. Als
wij dat gesprek au sérieux nemen, de resultaten daarvan in de raad bren
gen en in staat en bereid zijn op grond daarvan beleidsuitgangspunten te
formuleren, zullen volgens mij de woningbouwverenigingen zeker aan hun
trekken komen.
Voorts heeft de heer Van Merkom een erg interessante vraag ge
steld. De verleiding is groot daarop uitgebreid te antwoorden, maar ik
zal proberen het kort te houden. Zijn vraag was namelijk: hoe komt
nu dit alles over bij de stedebouwkundige afdeling van de dienst open
bare werken? Het antwoord is, hoe merkwaardig dit misschien ook
klinkt, dat dit niet vreemd overkomt. Daarbij komt een heel moeilijk
vraagstuk aan de orde. Het mag bekend zijn dat zich ten aanzien van
de ontwikkeling van de maatschappij op het ogenblik een aantal ande
re disciplines - in dat verband praat men wel over "soft-ware weten
schappen", maar laten wij dat maar niet te vaak zeggen - gaat bemoei
en, en terecht, met zaken ten aanzien waarvan vroeger de technici
het "alleenvertoningsrecht" hadden. Daarom is het zo ongelooflijk ge
makkelijk om zaken die indertijd gerealiseerd zijn vanuit toen terechte
concepties en behoeften nu vanuit de gedragswetenschappen te bekijken
en te bekritiseren. Ik ben daar blij mee, maar wij moeten er nü voor
zorgen dat ook de volgende generaties zich in hun huizen gelukkig voelen