17 FEBRUARI 1972 126 De VOORZITTER: Ik veronderstel dat u nog niet bent uitgesproken in tweede termijn, want dit waren in feite allemaal interrupties. Ik wil mij echter toch even beraden met het college over hetgeen zich voor de pauze heeft afgespeeld. De vergadering is voor enkele minu ten geschorst, SCHORSING De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Namens het college van burgemeester en wethouders deel ik u mee dat in de eerste plaats aan de hand van bijlage nr, 62 aan de or de is de beantwoording van de brief aan de bewoners van de Irenestraat, zoals ook uit het debai is gebleken. Op pagina 3 van het stuk is echter ook in relatie tot het onderhavige vraagstuk de subsidiëring aan de or de en vervolgens heeft het debat zich speciaal op dit aspect gericht, waarbij ik uitdrukkelijk meen te mogen stellen dat het rapport van de studiecommissie zelf niet aan de orde is. Het college is derhalve van mening dat het vraagstuk van de subsidiëring wel aan de orde ge steld kan worden, maar mede in verband met de motie van de heer Dees heeft het college een voorstel, waarvoor ik graag het woord geef aan wethouder Mans. Wethouder MANS: In antwoord op de vragen van de heer Dees heb ik zojuist geschetst welke problemen het college ziet met betrek king tot de motie die op tafel ligt. Na overleg in het college kan ik de volgende toezegging doen. Zoals men weet vindt in juni het be grotingsgevecht plaats in het college en dan is het mogelijk het ge heel te overzien. Op 22 juni zal dan in de raadsvergadering het stand punt van het college aan de raad kenbaar worden gemaakt en indien dit positief is zal het een uitgewerkt voorstel omvatten. De heer DEES: Dat houdt dus in dat de raad nog een inbreng kan hebben in de totale prioriteitenbepaling voor die begroting. Wethouder MANS: Volgens de normale procedure die de raad altijd hanteert. De VOORZITTER: Ik meen dat ik het niet behoef te herhalen en dus gaan wij nu verder met de tweede termijn. Het lijkt mij juist dat de heer Dees nu in tweede instantie de gelegenheid krijgt hierop te reageren en zijn oordeel kenbaar te maken, in het bijzonder wat zijn motie betreft. De heer DEES: Ik ben na deze toezegging van de wethouder genegen de motie in te trekken. De VOORZITTER: Ik constateer dat de andere ondertekenaars van de motie daartegen geen bezwaar hebben, zodat de motie hier mee niet meer aan de orde is. De heer KROON: Wanneer het college in juni met een uitge werkt voorstel komt voor de subsidiëring van N. A.C.wil het deze verkapte subsidie dan terugdraaien en terugkomen op datgene wat er in dit opzicht is gedaan?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 126