1304 23 NOVEMBER 1972 openbare werken opdracht tot voorbereiding van bepaalde zaken? Tot welke fase strekt die opdracht zich uit? De kosten stedebouw worden gedeclareerd en ten aanzien daarvan zijn derhalve geen voorbereidings- kosten die tussen de wal en het schip vallen. Komen deze kosten tot uitdrukking in de grondkosten? Op de vraag hoe de voorbereidingskosten zich verhouden tot die in andere gemeenten van dezelfde omvang als Breda wordt geantwoord dat deze vraag niet direct is te beantwoorden. Ik zou mij echter kunnen voorstellen dat deze vraag binnen enige tijd wèl kan worden beantwoord. Met vraag nr. 118 vroeg ik naar de relatie tussen de welstands commissie en de stedebouwkundige afdeling. De wethouder antwoordt hierop: "Het welstandstoezicht is geregeld in de Woningwet en de ge meentelijke bouwverordening en staat dus in principe buiten de stede- bouwkundige vormgeving, welke regeling eist op basis van de Wet op de ruimtelijke ordening". Mijn vraag is: acht de wethouder dit juist en geeft dit bij de realisering geen moeilijkheden7 In het eerste ver slagjaar van de welstandscommissie wordt namelijk gesproken over een grotere behoefte aan samenspraak bij de voorbereiding van plannen» Ik begijp dan ook niet goed hoe dit antwoord in het antwoordboek is gekomen. De heer VAN OVERVELDT: Bij de begrotingsbehandeling van het vorig jaar heb ik mede namens de heer Van Banning bij dit hoofdstuk een vraagstuk aan de orde gesteld dat niet alleen betrekking had op de onderhavige dienst, doch op alle diensten. Het was het vraagstuk auto-, fiets-, bromfiets- en telefoonvergoedingen aan ambtenaren. De wet houder heeft toen terzake een onderzoek in het vooruitzicht gesteld en enkele weken geleden hebben wij het resultaat daarvan gekregen. De heer Van Banning en ik vinden het jammer dat het antwoord dat een jaar geleden door de wethouder is toegezegd zo lang op zich heeft la ten wachten, hoewel wij begrijpen dat het ook voor de wethouder een complex vraagstuk was dat geruime tijd vergde. Ik wil verder nog enkele opmerkingen maken over de diverse ver goedingen die in deze begroting zijn opgenomen. In het antwoord wordt gesteld dat het college van mening is dat de toegekende vergoedingen niet buitensporig zijn. Voorop wil ik stellen dat het geenszins onze be doeling is aan de ambtenaren enige rechtmatige vergoeding te onthou den, dit voor alle duidelijkheid. Wij vragen ons echter af, mede in verband met de precaire financiële situatie waarin Breda verkeert, of het uitgetrokken bedrag van 600. 000, -- voor vergoedingen niet aan de royale kant is. De wethouder stelde het vorig jaar dat vergoedingen alleen worden verstrekt als de gemaakte kosten in het belang van de dienst zijn. De vraag die hierbij kan worden gesteld, is: gebruikt men de vervoermiddelen dan ook zo efficiënt mogelijk? Misschien kan de wethouder mij hierop nog een antwoord geven. De wethouder geeft verder een opgave van de toegekende ver goedingen over de eerste helft van het jaar 1972. Het is echt niet mijn bedoeling elke dienst onder de loep te nemen, maar ik wil er wel en kele uitlichten. Aankomend bij de dienst openbare werken lees ik dat 113 ambtenaren een vergoeding krijgen voor het gebruik van een rijwiel, een bromfiets of een auto. Ik vind dit nogal aan de hoge kant» Zijn nu werkelijk 113 ambtenaren van deze dienst mobiel? Voor het ENW A- bedrijf staan bijvoorbeeld 211 ambtenaren voor een vergoeding geno teerd. In totaal komen 570 ambtenaren van de gemeente Breda voor een vergoeding in aanmerking; dat is op de 1700 ambtenaren ruim 33%.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1304