1305
23 NOVEMBER 1972
Hoe ligt dit nu in andere gemeenten?
De wethouder geeft op dat in het eerste halfjaar van 1972 aan
autovergoeding een bedrag van 64. 000, -- werd uitgekeerd, hetgeen
op jaarbasis een bedrag van 128. 000, -- betekent, terwijl het voor
de 63 personeelsleden neerkomt op een bedrag van 2. 000, -- per
jaar. Voor het jaar 1973 is een bedrag van 165. OCR), uitgetrokken.
Ik mag aannemen dat het nagenoeg hetzelfde aantal ambtenaren be
treft en daarmee kom ik dan op een bedrag van 2.600, -- per jaar,
wat een stijging van 30% inhoudt.
Over dezelfde periode geeft de wethouder voor de bromfietsvergoeding,
omgerekend op jaarbasis, een bedrag op van 6.200, Voor 1973 wordt
een bedrag van 12. 500, begroot.
Het bedrag voor de fietsvergoeding is, wederom omgerekend op
jaarbasis, 1.800, --in 1972, terwijl voor 1973 2.500, -- wordt be
groot.
Voor auto-, fiets- en bromfietsvergoeding tezamen heb ik bere
kend dat de stijging 10, 3 bedraagt. Het antwoord hierop van de wet
houder Zie ik met belangstelling tegemoet.
Over de telefoonkostenvergoeding zegt de wethouder op pagina
3: "Daar in verband met de gewijzigde omstandigheden het beschikken
over een telefoonaansluiting, ongeacht de ambtelijke noodzaak daarvan,
vanaf een arbitrair inkomenniveau normaal is te achten, vragen wij ons
af of het systeem van vergoeding wijziging behoeft. Een advies hierover
is in voorbereiding". Hoe moet ik dit vertalen? Zal een eventuele wij
ziging inhouden dat deze vergoeding omlaag gaat of is een verhoging daarvan
te verwachten? Voor 1973 is namelijk 82. 000, -- geraamd, terwijl dit be
drag het vorige jaar nog 63.000, -- bedroeg; daarmee is de stijging altijd
nog 30 h 33
Tot slot wil ik het nog even hebben over de bejaardenpas, die in
deze begrotingsbehandeling al herhaaldelijk aan de orde is geweest. Het
idee wordt wel sympathiek ontvangen, doch de vraag is steeds waar daar
voor het geld vandaan moet komen. Naar de mening van de heer Van
Banning en mij zou een besparing op de vergoedingen, niet gebaseerd
op verrichte diensten, een zodanige som kunnen opleveren dat de kos
ten, verbonden aan de bejaardenpas, kunnen worden gedekt.
De heer VAN DUIJL: Ik zou op deze toer nog even door willen
gaan en daarbij het antwoord op de vragen nr. 121 en nr. 123 willen
aanhalen. Het zou beter zijn geweest wanneer hierop zou zijn geantwoord
met: geen commentaar. Als men het nu gegeven antwoord leest, is over
duidelijk dat er geen interesse was om op een behoorlijke wijze te ant
woorden. Men maakt zich er met een Jantje van Leiden vanaf en baseert
zich dan op historische gegevens. Naar mijn mening moet men dat ten
aanzien van de binnenstad doen en niet ten aanzien van een gestelde
vraag. Ik zou dan ook willen voorstellen dat het antwoord op deze vra
gen, als het nu niet exact kan worden gegeven, op een later tijdstip
alsnog wordt gegeven. Een verwijzing naar het antwoord op een vorige
vraag, waarbij de zinsbouw simpelweg wat wordt gewijzigd, vind ik
geen juiste beantwoording.
Wethouder VAN DUN: Ik geloof dat ik met mijn beantwoording
snel klaar kan zijn, want de vergoedingenwaarover de heer Van Over-
veldt en de heer Van Duijl hebben gesproken behoren niet tot mijn
portefeuille. Ik neem aan dat collega De Raaff daarop een antwoord zal
geven.