1314
23 NOVEMBER 1972
De heer Melzer heeft vier a vijf jaar geleden al eens gesproken over
de "natte luier van Breda". Het college heeft daarop geantwoord dat
de structuur van de grond zich na enige jaren zou wijzigen en dat het
dan voorbij zou zijn. Vandaag de dag is het nog steeds niet voorbij.
Als er niets aan wordt gedaan, zal er, naar ik meen, ook nooit enige
verbetering geconstateerd kunnen worden. Via een overbrugging tus
sen de dienst voor jeugd en sport en de afdelingen voorsport en beplan
tingen zou hieraan wellicht iets gedaan kunnen worden.
Mijn fractie vindt de diverse tariefverhogingen in de sportsector
nogal verontrustend. Wij vragen ons af hoe ver wij hiermee kunnen
doorgaan, zonder dat het gevolgen zal hebben voor de sportbeoefening.
Er zijn tenslotte een heleboel ouders die dat op den duur niet meer zullen
kunnen opbrengen. In dit verband moge ik verwijzen naar de uitslagen
van keuringen voor de militaire dienst. Daaruit kan geconcludeerd wor
den dat de lichamelijke gesteldheid van onze jeugd schrikbarend achter
uit gaat. Hier ligt een taak voor de gemeente om daarin, van den be
ginne af aan, verbetering aan te brengen. Het is wat moeilijk om dit
onderwerp naar de gemeentelijke tarieven voor de sportaccommodaties
toe te breien, maar in wezen is er toch wel duidelijk van een koppeling
sprake. Wanneer de jeugd er in het prille stadium niet mee begint, om-
dSt zij de tarieven niet kan opbrengen, zal dat uiteindelijk gevolgen
hebben op 18- en 19-jarige leeftijd.
Hier ligt ook duidelijk een relatie naar de "franje" in alle sport
accommodaties, De sporters geven er in het algemeen niets om dat zij
zich na het sporten moeten wassen in een met glazuur betegelde ruim
te, als er maar een kraan is.
De heer JANSEN: Naar mijn gevoel is er sprake van een zekere
verslapping van onze aandacht voor de sector jeugd en sport. Er gebeurt
te weinig concreets en er wordt te veel gefilosofeerd. Het is hoog tijd
dat wij niet alleen de prioriteitenlijst opstellen, maar die ook eens
gaan uitvoeren. Een enkel voorbeeld. Over de ruimtebiedende gelegen
heden zijn twee jaar geleden vragen gesteld. Ons is toen een nota toe
gezegd. Het vorig jaar is ons die nota wederom toegezegd. Dit jaar
wordt dezelfde vraag weer gesteld in het verslag van het onderzoek.
Nu is ons verteld dat er in het begin van 1973 een nota zal verschijnen.
Ik spreek de hoop uit dat zij er nu écht zal komen; driemaal is tenslot
te scheepsrecht.
Ik heb ook gevraagd hoe het staat met de Federatie van gemeen
schapshuizen. Met uw gevoel voor humor antwoordt u daarop dat die
federatie slapende is en dat u er geen behoefte aan hebt om als wekker
op te treden. Met dit antwoord noodzaakt u mij als repeteerwekker op
te treden, want ik wil toch wel graag weten hoe het ermee staat. Voor
mij wordt de zaak namelijk steeds ondoorzichtiger.
De tarieven voor Wolfslaar en Ei. Ik ben mij ervan bewust dat
een tariefverhoging noodzakelijk is. Een zo grote verhoging, als voor
gesteld voor het Ei, vind ik echter belachelijk. Daaruit komt een nög
grotere leegloop voort in de richting van Wolfslaar. Ik ben dan ook van
plan tegen deze tariefverhoging te stemmen.
Het J. A. C. valt gedeeltelijk onder jeugd en sport en gedeeltelijk
onder de competentie van wethouder De Raaff. De wethouder heeft ons
zeer veel informatie verstrekt; wij worden bijzonder goed op de hoogte
gehouden. Ik ben blij dat ons is toegezegd dat wij de ontwikkelingen
nauw zullen kunnen blijven volgen. Wel ben ik van mening dat er een
betere coördinatie nodig is tussen de professionele en de vrijwillige