128 17 FEBRUARI 1972 neem aan dat dat een gevolg Is van een verschil in interpretatie. Ver der gunt hij mij een benzinestation in de straat waar ik woon, maar och, je leert met zaken leven en als ik zou moeten leven met alle zaken die mij worden toegewenst is ook dat niet zo'n groot probleem. Overigens ben ik van mening dat, hoe jammer men dat ook mag vin den, benzinepompen zullen blijven behoren tot het straatbeeld zolang de auto daar ook toe behoort. Dat is een realiteit die wij niet moeten ontkennen. De heer Kroon zegt naar mijn gevoel iets heel merkwaardigs. Hrj vraagt het college namelijk dit voorstel terug te draaien wanneer er in juni een uitgewerkt voorstel komt voor de subsidiëring van N.A.C. zoals de heer Mans heeft toegezegd. In de eerste plaats is dat zonder meer niet mogelijk en ook niet de wens van het college, maar daar naast wil dat ook echt niet zeggen dat N.A.C. daardoor tot het einde der tijden gesubsidieerd blijft worden. N.A.C. trekt uit deze zaak een voordeel van 190. 000, -, zoals de heer Brooimans heeft verklaard, maar dat lijkt mij nauwelijks voldoende om voor het ene jaar waar het over ging, dus 1971, een oplossing te bieden. Het is dan ook zeker niet de bedoeling dat dit besluit van het college zal worden teruggedraaid. De hoofdmoot van mijn beantwoording zal gewijd moeten zijn aan de opmerkingen van de heer Van Banning. Ik neem bij voorbaat aan dat de heer Van Banning en ik niet nader tot elkaar zullen komen, om dat wij van verschillende uitgangspunten uitgaan, zoals wel blijkt uit het feit dat - ik hoop dat de heer Van Banning mij dat niet kwalijk neemt - hij zegt dat de subsidiëring van N.A.C. hier niet aan de or de is, maar het benzinestation. Formeel heeft hij daarin gelijk, maar zolang het college, zoals ik in eerste instantie heb getracht uit te leg gen, het bijspringen in de financiële situatie over 1971 van N.A.C. als argument beschouwt in deze kwestie, kan ik er niet aan voorbij dit toch als argumentatie te berde te brengen. De heer VAN BANNING: Daar zijn wij het geheel over eens. Het is namelijk niet in het algemeen belang en daar ben ik van uitgegaan. Wethouder VAN DUN: Akkoord, dan is daar geen misverstand over. Ik heb, evenals de heer Van Banning waarschijnlijk, echter geen behoef te aan een discussie over wat nu eigenlijk algemeen belang is. Ik ben overigens van mening dat wij N.A.C. niet als een zelfstandige eenheid moeten zien, aan wie de gemeente Breda een plezier wil doen, maar dat wij N.A.C. niet anders moeten zien dan als een mogelijkheid tot passieve recreatie voor zeer velen in Breda en dan mag ik in alle ge moedsrust zeggen dat naar mijn oordeel dit toch tendeert in de richting van een zaak van algemeen belang. Wanneer wij dan de zaken tegen elkaar afwegen gaat het mij niet om N.A.C. sec, maar om de functie die N.A.C. in Breda en in de regio vervult. Dat de handelaren gedupeerd zouden worden zoals de heer Van Banning stelt moet naar mijn smaak nog bewezen worden. Zoals men weet willen wij niet ingrijpen waar wij geen ordenende bevoegdheden hebben, maar ik vraag mij gewoon af of het argument dat de handelaren gedupeerd zouden worden mag worden gebruikt, ik geloof dat wij dat geen van beiden kunnen bewijzen. Tenslotte blijft hier een duidelijk verschil van opvatting bestaan tussen de heer Van Banning en het college en anderen dat het hier een bevoegdheid van het college betreft. De raad stelt dat het correct zou zijn geweest als hij geïnformeerd was, ik geloof dat wij ruiterlijk moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 128