130 17 FEBRUARI 1972 klein beetje op een brevet van onvermogen, als ik het eerlijk mag zeggen. Onder punt 1 staat namelijk: "Tijdens het slopen van de be tonnen waterkering onder het te verplaatsen stalen kozijn tussen het bordes en de kantine bleek in deze waterkering wapening aanwezig te zijn". Het gebouw is geen monument en ik neem dan ook aan dat de tekeningen compleet bij de dienst van openbare werken voorhanden zijn. Het aanwezig zijn van die wapening had dus voorzien kunnen worden, met alle gevolgen die dat voor het karwei heeft. Ik vind het dan ook wat vreemd dat het krediet om die reden op een dermate ern stige wijze is overschreden. De heer VAN BANNING: Ik zit op ongeveer dezelfde golflengte als de heer Van Os. Drie jaar na de opening wordt geconstateerd dat het restaurant moet worden uitgebreid en dat de buitenkassa moet wor den overkapt. Het is jammer, maar dat schijnt te kunnen gebeuren. Ik vraag mij echter ook af hoe het mogelijk is dat meerdere werken op een andere wijze moeten worden uitgevoerd dan was aangenomen. Met andere woorden, ik veronderstel dat de dienst van openbare werken beschikt over een uitvoerige documentatie over gemeentelijke en daar mee gelijk te stellen gebouwen, zeker over een gebouw dat nog maar zo kort bestaat. Ik zou hieraan het advies willen koppelen dat het, als dit niet het geval mocht zijn, aanbeveling verdient dat de dienst in de toekomst een dergelijke documentatie aanlegt, zeker over de onder zijn supervisie gebouwde projecten. Vervolgens heeft de heer Van Duijl mij gevraagd of ik mede na mens hem de vraag naar voren wil brengen hoe het komt dat tijdens de verbouwing aan het licht getreden gebreken eerst thans worden ge signaleerd. Waarom heeft dat zo lang geduurd? Wij zijn van mening dat de raad over dergelijke kostenverhogende factoren onmiddellijk moet worden geïnformeerd, niet als de realisering reeds lang heeft plaatsgevonden. De heer VAN MERKOM: Het blijkt dat bepaalde activiteiten andere vormen hebben aangenomen dan aanvankelijk was gepland. Dat is mijns inziens niet altijd te voorkomen. Ik meen dat het, als hier de mogelijk heid bestaat die gewijzigde omstandigheden vorm te geven, inderdaad juist is. Dat aan de andere kant voor een zo summiere verbouwing zul ke grote begeleidingskosten nodig zijn gaat ons toch wel wat te ver. Wij vinden het bedrag namelijk aan de hoge kant. Wethouder VAN DUN: Ik wil beginnen met de laatste vraag van de heer Van Merkom. Ik geloof dat wij wel vaker verschil van mening hebben over de hoogte van begeleidende kosten. Ik moet zeggen dat wij door dergelijke opmerkingen er steeds meer toe worden gedwongen de zaken kritisch te bekijken. Ik heb het zelfs vanmorgen nog met de directeur van de dienst van openbare werken opgenomen, maar ja, wat de heer Van Merkom hoog vindt, vindt de directeur van openbare werken een redelijk bedrag. Verder kan ik er geen verstandig woord over zeggen. Een ander punt is de merkwaardige gang van zaken die hier aan de orde is. Ik wil de gemeente geenszins vrijpleiten van enige verantwoor delijkheid in dezen, maar het sportcentrum is geconstrueerd onder direc tie van een architect en daarom hebben wij gemeend de verbouwing door dezelfde architect te moeten doen uitvoeren, omdat het ons min der juist lijkt aan het gebouw van een ander te gaan knutselen. Op dat moment zijn deze zaken ontdekt. Men kan zich natuurlijk afvragen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 130