1335
24 NOVEMBER 1972
er overleg heeft plaatsgevonden met de stichting bijstand buitenlandse
werknemers en dat deze stichting en het college tijdens dit overleg tot
de conclusie zijn gekomen dat het niet noodzakelijk is om een migran-
tenraad in te stellen.
Laat iedereen oordelen over de afdoening van vragen over een ons in
ziens zeer belangrijke zaak. Wij hebben in de afgelopen dagen al eer
der aan de orde gesteld dat de manier waarop vragen worden beantwoord
bij ons de reactie oproept: wij kunnen maar beter met dit spelletje op
houden. Ik begrijp nog steeds niet dat volwassen mensen jaren achter
een dit spelletje met elkaar blijven spelen. Ik hoop dat wij volgend
jaar tot een andere methodiek kunnen komen, want ik heb er persoon
lijk geen enkele behoefte aan aan dit spelletje in onze parlementaire
democratie mee te doen, maar dit even terzijde.
Ten behoeve van een oordeelsvorming wil ik het college graag twee
zaken voorleggen, nl. de discussies over de deskundigheid van de be
sturen van de stichtingen die zich bewegen op het terrein van de bij
stand aan buitenlandse werknemers en de inhoud en achtergronden van
een migrantenraad.
De discussie over de deskundigheid van de besturen van de desbetreffende
stichtingen trof ik ook aan in de nieuwsbrief voor de buitenlandse werk
nemers, die onlangs door het ministerie van C.R. M. is uitgegeven.
Wat is nl. het geval? De bestuursleden van de stichtingen werden en
worden aangezocht op grond van hun representatieve of officiële ver-
tegenwoordigingswaarde. Zij worden, althans in deze sector, gekozen
indien zij betrokken zijn bij Katholieke instellingen voor maatschap
pelijk werk en het bedrijfsleven. De deskundigheid en ervaring ten
aanzien van het werk ten behoeve van buitenlandse werknemers worden
daarbij niet primair gesteld. De aard van de bestuurssamenstelling nood
zaakt vaak tot compromissen, die de stichtingen naar buiten toe veelal
vleugellam en kleurloos doen lijken. Deze langs min of meer traditio
nele weg tot stand gekomen structuren brengen vaak een eenrichtings
verkeer met zich mee. Dit heeft natuurlijk niet alleen betrekking op
de stichtingen, die werkzaam zijn op het gebied van bijstand aan bui
tenlandse werknemers; mijns inziens zou dat ook van toepassing kunnen
zijn ten aanzien van allerlei andere instellingen en stichtingen die ac
tiviteiten in deze sector verrichten. Ik zeg ook niet dat de situatie in
Breda dezelfde is, maar het lijkt mij alleszins de moeite waard om als
gemeentelijke overheid na te gaan of er van de door mij genoemde
tendens in Breda ook sprake is. Mocht nl. blijken dat deze stichtingen
als gevolg van hun structuur een eenrichtingsverkeer in zich hebben,
dan is het ons inziens des te belangrijker om langs een andere weg te
proberen iets aan het probleem van bijstand aan buitenlandse werkne
mers te doen. In verband hiermede wil ik graag van het college horen
wie van de kant van de gemeente deelneemt aan het periodiek overleg
met de stichting bijstand buitenlandse werknemers en welke exact de
argumenten waren die deze stichting in haar jongste contact met de
wethouder of zijn medewerkers heeft aangevoerd om aan te tonen dat
een migrantenraad in dit stadium niet noodzakelijk is.
Ik wil een paar gedachten op tafel leggen over de inhoud en de achter
gronden van een migrantenraad. Ik volg daarbij de argumentatie en de
notities van de migrantenraad in Utrecht, omdat die mijns inziens exact
weergeven wat wij bedoelen. Wat is de doelstelling van een migranten
raad? Ik meen dat die op drie manieren kan worden omschreven. De
migrantenraad kan een bijdrage leveren in de beleidsbepaling inzake
alles wat het leven van de buitenlandse werknemers aangaat. Een mi-