1337
24 NOVEMBER 1972
van hygiene en brandveiligheid. Mogelijk kan het college een en ander
verduidelijken; wellicht heeft er niet voldoende coördinatie plaatsge
vonden ten aanzien van de beantwoording van de vragen die in de ver
schillende afdelingen zijn gesteld, maar dat hoor ik dan straks wel.
Als volgend punt wil ik de voorlichting over de Algemene Bijstandswet
aan de orde stellen. Ik zou nu hetzelfde verhaal kunnen gaan vertellen
dat ik in het begin heb laten horen, maar ik wil u nu iets voorlezen
uit de notulen van vorig jaar (bladzijde 1497). De wethouder heeft
blijkens die notulen toen het navolgende gezegd: "Ik moet inderdaad
erkennen dat de voorlichting tot nu toe niet helemaal doeltreffend is
geweest. Het personeel van de sociale dienst is deskundig op het gebied
van de sociale wetgeving; dat betekent natuurlijk niet dat het tevens
deskundig is op het gebied van de voorlichting". In verband met de
tijd sla ik nu een paar zinnen over. Op de volgende bladzijde wordt
in die notulen verwezen naar het rapport van de commissie Egas, waar
naar ik had gevraagd. De wethouder heeft volgens de notulen verklaard:
"het is nuttig dat het rapport er komt; het verschijnt eerstdaags en dan
zullen wij het bestuderen". Ook de resultaten van de onderzoekingen
in informatiecentra, waarover ik vorig jaar een vraag heb gesteld, zou
den worden bestudeerd. De wethouder verklaarde verder dat hij zich
kon voorstellen dat een onderzoek in Breda tot andere resultaten zou
leiden, maar legde er nogmaals de nadruk op dat het punt van de voor
lichting de aandacht van het college had. Het college was er, aldus
de wethouder, nog niet helemaal uit, maar het zou zich met deze
zaak blijven bezighouden om te bekijken op welke manier de voor
lichting zou kunnen worden verbeterd. Welnu, deze uitspraken zijn
verleden jaar omstreeks dezelfde tijd als nu gedaan. Ik heb er evenals
wethouder De Raaff soms wel eens behoefte aan om sommige dingen
driemaal of viermaal te zeggen; hij heeft dat nl. in het begin van
zijn beantwoording van de algehele beschouwingen ook gedaan. Ik
heb over die voorlichting weer een vraag gesteld, nl. vraag 188, en
ik was erg benieuwd naar het antwoord. Ik had het rapport Egas en de
daarin opgenomen conclusies ook enigszins bestudeerd; ik kan mij
daarmee natuurlijk niet zo intensief bezighouden als de afdeling van
Wethouder De Raaff met haar deskundigen. Het antwoord op mijn vraag
luidt dan als volgt: "het rapport Egas is enige tijd geleden bestudeerd;
met de conclusies kunnen wij ons in grote lijnen verenigen, zodat de
aanbevelingen die in het rapport voorkomen als basis dienden voor de
vorm, waarin de voorlichting over de Algemene Bijstandswet door de
gemeentelijke sociale dienst is opgezet; recentelijk is een artikel over
de Algemene Bijstandswet in het gemeentelijk informatieblad Indruk
verschenen".
Welnu, een zeer belangrijk rapport en mijns inziens zeer belangrijke
conclusies zijn voor de gemeentelijke sociale dienst in Breda alleen
maar aanleiding om te verklaren dat men zich op het rapport bezon
nen heeft en dat het op dit gebied goed zit in Breda. Men behoeft vol
gens de gemeentelijke sociale dienst alleen maar te kijken naar het
gemeentelijk informatieblad Indruk om te constateren dat de voorlich
ting over de Algemene Bijstandswet volmaakt is. In het rapport wordt
echter met name zeer uitdrukkelijk ingegaan op de noodzaak van ei
gen publicaties, maar ook van voorlichting via dagbladpers, radio en
t. v.sociale raadslieden en informatiecentra. Hoewel ik het gevoel
heb dat het toch "geen ene moer" helpt om er verder op in te gaan,
wil ik toch het punt van het onderzoek naar de behoeften weer onder
de aandacht van de wethouder brengen en daar zal ik het dan dit jaar